Praktijkgebieden: Intellectuele eigendom
De jonge maar wereldberoemde dj Martin Garrix heeft al jaren slepende ruzie met zijn voormalige management en platenmaatschappij. Niet verrassend gaat die ruzie met name over de rechten op zijn muziek en de verdeling van de opbrengsten daarvan. Al in 2015 heeft Garrix de overeenkomsten met platenmaatschappij Spinnin en manager MusicAllStars (MAS) beëindigd, maar zij hebben die ontbinding altijd betwist. Saillant detail: Spinnin en MAS zijn in handen van dezelfde personen, die ook bestuurder zijn van beide bedrijven. Vandaag heeft de rechtbank op vordering van Garrix uitspraak gedaan over de kwestie en hem in het gelijk gesteld.
De voornaamste vragen die de rechtbank moest beantwoorden waren a) of Garrix het recht had de overeenkomsten met Spinnin en MAS tussentijds te beëindigen en b) of Spinnin eigenlijk wel recht had op de licentievergoedingen die zij in verband met de muziek van Garrix had ontvangen.
Heeft Martin Garrix recht op de licentievergoedingen?
Ik zal met de laatste kwestie beginnen. Garrix en Spinnin hadden in hun overeenkomst afgesproken dat Spinnin als enige recht zou hebben op de vergoedingen “welke betrekking hebben op de naburige rechten (o.a. Sena) als platenmaatschappij”. Partijen bedoelden hiermee volgens de rechtbank te regelen dat Spinnin zou worden beschouwd als de zogenaamde “fonogrammenproducent”. Die heeft op grond van de Wet op de naburige rechten als enige het recht om het door hem gemaakte fonogram (een techniekneutrale aanduiding voor een opname van geluiden) openbaar te maken. Indien derden (bijvoorbeeld radiozenders, cafés of winkels) de muziek afspelen, moeten zij een vergoeding betalen aan Sena. Die betaalt die gelden, volgens een ingewikkelde verdeelsleutel, vervolgens weer door aan de producenten van de muziek. Spinnin heeft, dankzij de wereldwijde hits van Garrix, gedurende de looptijd van de overeenkomst een flink bedrag aan Sena-vergoedingen opgestreken.
Martin Garrix stelt nu dat hij feitelijk als producent moet worden beschouwd. Hij heeft namelijk zijn eerste platen allemaal zelf geproduceerd en de kosten daarvan zelf gedragen, en zou dus zelf de Sena-vergoedingen moeten krijgen. Spinnin zegt dat dat allemaal niet relevant is, want uit de overeenkomst blijkt nu eenmaal dat zij recht heeft op de vergoeding.
Dat laatste argument overtuigt de rechtbank niet: omdat de wet regelt wie fonogrammenproducent is, moet naar de bedoelingen van de wetgever worden gekeken. Dat doet de rechtbank onder meer met behulp van diverse deskundigenberichten. Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat degene die het financiële risico draagt van de kosten die gemoeid zijn met de eerste vastlegging van een opname, als producent moet worden gezien. Aangezien Garrix de eerste opnamen telkens zelf betaald heeft, is hij producent van de fonogrammen en heeft hij dus recht op de vergoedingen.
Met dat laatste oordeel ben ik het niet per se eens. In de gedeelten van de overeenkomst die ik heb gezien, staat nergens expliciet dat Spinnin als fonogrammenproducent moet worden gezien. Wat er wel staat is dat Spinnin recht heeft op de Sena-vergoedingen, en dat staat in mijn ogen geheel los van de (feitelijke) vraag wie producent is. Partijen moeten een dergelijke afspraak over vergoedingen kunnen maken. Ik zou zelfs een stap verder willen gaan: als partijen afspreken dat zij Spinnin als producent zien (of dat 1 + 1 gelijk is aan 3), dan is dat in hun onderlinge relatie gewoon zo. Derden, zoals Sena, hoeven natuurlijk geen boodschap te hebben aan die afspraak en kunnen gewoon aan Garrix betalen, maar Spinnin zou dan op basis van de overeenkomst van Garrix moeten kunnen verlangen dat hij de Sena-vergoedingen doorbetaalt.
Vernietiging op grond van dwaling terecht?
Dan de beëindiging van de overeenkomsten. Garrix stelt dat hem bij het aangaan van de overeenkomst een onjuiste voorstelling van zaken is gegeven, dan wel dat Spinnin en MAS relevante zaken hebben verzwegen. Als hij wel een juiste voorstelling van zaken zou hebben gehad, zou hij de overeenkomsten nooit onder de overeengekomen voorwaarden zijn aangegaan. Aldus is er sprake van dwaling, en moeten de overeenkomsten worden vernietigd (en een vernietigde overeenkomst heeft juridisch gezien nooit bestaan). Enkele redenen om dwaling aan te nemen zijn volgens Garrix de mededeling van Spinnin en MAS dat de voorwaarden in de overeenkomsten marktconform waren, en het verzwijgen van het feit dat de medewerkers van MAS in dienst waren bij Spinnin en de innige verwevenheid tussen Spinnin en MAS. De twee bedrijven betwisten natuurlijk dat er sprake was van onjuiste mededelingen of onterecht verzwijgen van informatie.
De rechtbank besteedt ruim aandacht aan de zorgplicht die MAS als manager ten opzichte van (de in 2013 nog minderjarige) Martin Garrix had; die is zij volgens de rechtbank niet nagekomen. Het wordt MAS, maar zeker ook Spinnin, zeer kwalijk genomen dat zij Garrix niet voldoende hebben geïnformeerd over hun innige banden, terwijl zij dat als professioneel handelende partijen wel hadden moeten doen. Zij hadden, volgens de rechtbank, de belangenverstrengeling moeten tegengaan of daar op zijn minst open kaart over moeten spelen tegenover Garrix. De rechtbank concludeert dat er sprake is van dwaling, en dat Garrix de overeenkomsten mocht vernietigen.
Over de schadevergoeding van enkele miljoenen die Garrix nu van Spinnin en MAS eist heeft de rechtbank nog niet geoordeeld. Zij zal eerst nader onderzoek doen naar de verschillende componenten van de gevraagde vergoeding, en heeft in dat kader enkele vragen aan Garrix gesteld.
Tot slot
Uit dit vonnis blijkt eens te meer hoe belangrijk het is voor muzikanten (maar natuurlijk ook voor modellen, sporters, acteurs), managers en andere vertegenwoordigende partijen om afspraken goed vast te leggen. Voor Martin Garrix maakt het niet zoveel uit: ondanks de problemen die gerezen zijn rond het contract lijkt het voor hem goed af te lopen, hoewel de kosten van deze procedure vermoedelijk niet mals zullen zijn. Spinnin dreigt echter een groot bedrag aan royaltyvergoedingen mis te lopen, terwijl dat met een wat andere formulering vermoedelijk niet nodig was geweest. Ook bij dit soort contracten geldt dus: zoek deskundig advies!
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.