icon

Max Verstappen wint portretrecht-zaak over lookalike

U had het wellicht al meegekregen: Formule 1 talent Max Verstappen heeft gelijk gekregen in een bodemprocedure over schending van zijn portretrecht. Het bijzondere van de zaak: het ging niet om een afbeelding van hemzelf, maar van een lookalike. Kun je dan nog wel van inbreuk op een portretrecht spreken? Jazeker, want een portret hoeft niet per se een afbeelding te zijn van de persoon zelf, zo is het logische gevolg van de bestaande jurisprudentie.

De zaak.

Het begon allemaal in september vorig jaar met een reclamespotje over de bezorgdienst van supermarktketen Jumbo. Daarin schitterde de échte Max als bezorger van Jumbo boodschappen in zijn racewagen. Het spotje werd gelanceerd op 27 september 2016.

Meteen de volgende ochtend al had online supermarkt Picnic een filmpje op haar facebook pagina staan waarin een lookalike van Verstappen (in dezelfde race-outfit met pet) boodschappen rondbrengt voor Picnic. In dit geval gewoon met het standaard Picnic bezorgbusje, dat eerst een pitstop maakt in het verdeelcentrum. De payoff luidt: “Soms doe je iets voor je werk; soms doe je iets voor de lol.”

Naar verluidt kon Jumbo deze spoof wel waarderen. De management B.V. van Verstappen was echter een stuk minder gecharmeerd. Zij sommeerde Picnic nog dezelfde dag het filmpje te verwijderen en een voorschot van 150.000 euro aan schadevergoeding te betalen. De volgende dag heeft Picnic het filmpje van Facebook verwijderd. Het was toen al wel uitgebreid op Facebook gedeeld en stond ook op de websites van diverse kranten. [Ook vandaag de dag is de video nog te vinden; embedden lukt hier even niet, maar als u hier klikt en even doorscrollt treft u hem aan.]

De pogingen tot beslag.

Het management van Verstappen nam met die enkele verwijdering kennelijk geen genoegen. Het probeerde beslag te leggen op bankrekeningen van Picnic om haar vordering uit schadevergoeding (in totaal begroot op 350.000 euro) zeker te stellen. Het verzoek daartoe werd echter door de rechtbank Amsterdam geweigerd. De rechtbank overwoog daartoe onder meer dat het filmpje van Picnic “overduidelijk een humoristisch bedoelde parodie” was, slechts één dag online had gestaan en niet op bezwaren van Jumbo was gestuit. Daarom was het volgens de voorzieningenrechter de vraag of de uiting onrechtmatig zou worden bevonden en (zo ja) of een schadevergoeding zou worden opgelegd.

Dat was naar mijn mening wel een beetje kort door de bocht. De parodie-exceptie bestaat immers niet ten aanzien van het portretrecht. Wat Jumbo er al dan niet van vond is ook niet relevant: haar portretrecht was niet geschonden. En het filmpje had dan misschien maar één dag bij Picnic gestaan, het had wel brede verspreiding gevonden. Aan de andere kant zal de hoogte van de gestelde schade niet in het voordeel van Verstappen hebben gewerkt…

Verstappen liet het er niettemin niet bij zitten en ging in hoger beroep. Het Gerechtshof Amsterdam hield de weigering echter in stand. Het hof overwoog daarbij onder meer dat zodanig bij de commercial van Jumbo was aangehaakt (o.a. door ook de bestelwagen van Jumbo in beeld te brengen) dat het eerder de bedoeling leek dat het publiek het filmpje als parodie zou zien en de acteur juist als een lookalike zou herkennen. Nog steeds geen toestemming voor beslag, daarom.

De uitspraak.

Tot dusver ging het dus alleen nog maar over de vraag of (het management van) Verstappen beslag mocht leggen op het vermogen van Picnic. Daarbij werd wel overwogen hoe groot de kans zou zijn dat een rechter inderdaad inbreuk op het portretrecht zou aannemen en schadevergoeding zou opleggen. Maar een definitief oordeel daarover was nog helemaal niet aan de orde.

Dat was wel het geval in de uitspraak van vorige week.
De rechtbank volgt daarin de uitdijende lijn in de jurisprudentie van de afgelopen decennia (met name inzake “Naturiste” en “Breekijzer”), waarin een portret meer kan zijn dan een loutere afbeelding van een gezicht. In “Naturiste” (HR 1987) ging het om een dame die haar campingfoto ongewenst terugzag op de cover van de Naturistengids. Zij stond daarop echter en profil afgebeeld met enigszins afgewend gezicht. Niet erg, oordeelde de Hoge Raad, het gaat om de herkenbaarheid van de persoon en die kan ook voortkomen uit, bijvoorbeeld, een typerende lichaamshouding. Bij Breekijzer (HR 2003) ging het om de overval-journalistiek van Pieter Storms. Deze bracht de directeur van een reisbureau netjes “geblurd” in beeld. Hoewel diens gezicht dus niet te herkennen was, kon die herkenning wel plaatsvinden uit andere omstandigheden, aldus de Hoge Raad.

Lookalike = portret.

In deze zaak Verstappen/Picnic overwoog de rechtbank in dit verband:
“Ingevolge vaste rechtspraak valt niet alleen het gezicht onder het portretrecht, ook een typerende lichaamshouding kan een rol spelen [uit: Naturiste; LB]. Een portret is immers niet per definitie een persoon zelf, maar een hulpmiddel waarmee het beeld van die persoon wordt opgeroepen. Met welke techniek, of met welke kunstgrepen dat resultaat wordt bereikt, is van secundair belang. Het gaat er dus om of de gelijkenis wordt gebruikt om het beeld van een persoon op te roepen en of is beoogd dat het publiek de gebruikte afbeelding van iemand aanziet voor (het portret van) [Verstappen]. Ook zonder overeenstemmende gelaatstrekken, maar met andere identificerende factoren kan van een portret gesproken worden [uit: Breekijzer; LB]”.

De rechtbank stelt vervolgens vast dat de lookalike van Picnic alle karakteristieke kenmerken van het portret van Verstappen heeft: dezelfde pet, dezelfde raceoutfit, dezelfde haarkleur, hetzelfde silhouet en hetzelfde postuur. En dat het, blijkens een verklaring van een bestuurder van Picnic, ook de bedoeling is geweest het beeld van Verstappen op te roepen.

Verzilverbare populariteit.

Vervolgens wordt het dan een invuloefening. Bekende Nederlanders hebben een “verzilverbare populariteit”. Zij kunnen normaal gesproken geld vragen voor optredens in commercials en behoeven niet toe te laten dat zij daarin worden gepasseerd.

Picnic had daar nog tegenover gesteld dat de vrijheid van meningsuiting meebrengt dat zij een zekere vrijheid heeft om zich op humoristische wijze te uiten. Ook ging het niet om een diffamerende uiting en stond deze maar één dag op internet. Volgens de rechtbank weegt daartegenover echter zwaar (en uiteindelijk: zwaarder) dat het ook in het filmpje van Picnic om een reclame-uiting gaat met een commercieel karakter:
In de afweging van enerzijds het belang van [Verstappen] zich te verzetten tegen de commerciële exploitatie van zijn portret zonder dat hem een vergoeding is aangeboden en anderzijds het belang van Picnic zich met het filmpje te uiten, weegt het belang van [Verstappen] dus zwaarder.”

De conclusie luidt dat Picnic inbreuk heeft gemaakt op het portretrecht van Verstappen en daarvoor schadevergoeding zal moeten betalen. Hoeveel is in deze uitspraak nog niet vastgesteld; dat volgt nog. Richtlijn is echter het bedrag dat Verstappen normaal gesproken (redelijkerwijs) had kunnen vragen voor een dergelijk optreden. Dat dit 350.000 euro zou zijn is wel aangevoerd, maar overtuigde de rechtbank (nog) niet. Partijen kunnen zich hier nog nader over uitlaten.

Terecht?

Is dit een juiste uitspraak? Ik denk het wel. Nu de Hoge Raad, vooral in het Breekijzer arrest, alle remmen los gegooid heeft en het portretrecht praktisch geheel met het privacyrecht heeft vereenzelvigd, ligt dit slotstuk voor de hand. Hoewel… slotstuk… Er is al eerder in deze zin geoordeeld in een zaak rond Katja Schuurman (rb Breda, 2005). Dat was echter geen parodie maar keihard aanhaken.

Dat de inbreuk ook 350.000 euro moet kosten is een ander verhaal. Ik ben benieuwd naar het schadebedrag dat uiteindelijk wordt opgelegd. En of dat (of de principiële parodie kwestie) nog aanleiding geeft tot hoger beroep.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Max Verstappen wint portretrecht-zaak over lookalike

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief