Praktijkgebieden: Mediarecht
Drie weken geleden schreef ik op onze weblog een uitgebreide beschouwing over de ontwikkeling van het begrip “mededeling aan het publiek” en hoe deze ons Nederlandse begrip “(immaterieel) openbaarmaken” heeft beperkt. De titel van die beschouwing (“Wat op internet staat is vogelvrij…”) lijkt op gespannen voet te staan met de ontwikkelingen van de afgelopen week, waarin duidelijk is geworden dat Patricia Paay voornemens is “enkele tonnen” te eisen van de (mede-) openbaarmakers op internet van een zeker filmpje dat van haar werd gemaakt. Hoe zit dat dan?
Welnu: mijn beschouwing ging over het auteursrecht. Dat speelt in deze kwestie geen rol. Het is immers niet de maker van het filmpje die een schadeclaim gaat indienen maar de daarin afgebeelde persoon. Overigens heeft deze wel een enigszins aan het auteursrecht verwante aanspraak vanuit haar portretrecht, maar centraal staat hier toch het leerstuk van de “onrechtmatige publicatie”.
Dat komt er goed en wel op neer dat als iemand een publicatie verricht waardoor (bijvoorbeeld) de privacy en/of eer en goede naam van een ander worden aangetast, deze publicatie als onrechtmatig kan worden aangemerkt. Kan worden aangemerkt, want de rechter weegt in dit soort zaken de belangen van het slachtoffer af tegen de vrijheid van meningsuiting. Dat laatste belang kan de doorslag geven in situaties waar een misstand in de samenleving aan de orde wordt gesteld. Dat lijkt in dit geval echter niet aan de orde te zijn.
Bij onrechtmatige publicaties speelt het feit dat de betreffende publicatie óók al door anderen is gedaan, respectievelijk “toch al op internet te vinden is”, geen rol. Dat is dus duidelijk anders dan (tegenwoordig) in het auteursrecht. Voor het aannemen van een dergelijke publicatie is het enkele plaatsen van een hyperlink al voldoende. Zo zijn in het verleden bijvoorbeeld veroordelingen uitgesproken tegen websites die links hadden geplaatst naar verhandelingen over hoe je een trein kunt laten ontsporen (en zelfs tegen de provider van die websites).
Van belang is de vraag of degene die publiceert redelijkerwijze behoort te weten dat de betreffende publicatie onrechtmatig is. Daarbij maakt het (in ieder geval juridisch) niet uit of het hele internet er al mee vol staat. Overigens stond dat internet ook nog niet vol toen Dumpert en GeenStijl een link plaatsten naar de tweet waarmee het allemaal zou zijn begonnen. En naar het schijnt zijn beide organisaties ook (al dan niet voorafgaand) uitdrukkelijk namens mevrouw Paay gewaarschuwd.
Toch kan het nog interessant worden als mevrouw Paay tevens een beroep zou doen op haar portretrecht. Dat haar een dergelijk beroep toekomt staat mijns inziens buiten kijf. Als het hier gaat om een niet in opdracht gemaakt portret (artikel 21 Auteurswet) dan kan zij zich tegen openbaarmaking verzetten (en achteraf ook schadevergoeding vorderen) als zij daar een redelijk belang bij heeft. Over dat belang hoeven we ons geen zorgen te maken. Maar ook als het filmpje in haar opdracht zou zijn gemaakt (artikel 20 Auteurswet) is er geen beletsel. Sterker: dan was openbaarmaking zonder haar toestemming onder alle omstandigheden ongeoorloofd.
Het enige wat portretrechtelijk roet in het eten zou kunnen gooien is dat de rechter ten aanzien van dit toch enigszins aan het auteursrecht verwante recht de auteursrechtelijke leer over de mededeling aan het publiek in een internetomgeving zou volgen. Ten slotte is het portretrecht in de Auteurswet geregeld (al gaat het nu juist om een beperking op het auteursrecht) en wordt in de betreffende artikelen de term “openbaar maken” gebruikt.Ik zie dat echter niet snel gebeuren. Centraal staat in dit verband toch de Europese Auteursrechtrichtlijn en ik kan daar in ieder geval niet in lezen dat ook het portretrecht (openbaarmaken of niet) daarin is geharmoniseerd.
Wij zien een procedure met belangstelling tegemoet.
Lex Bruinhof is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied mediarecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.