Praktijkgebieden: Conflictoplossing
Het is alweer ruim een half jaar geleden dat de wetsvoorstellen van het digitaliseringsprogramma KEI zijn geaccepteerd door de Eerste Kamer. Met de invoering van deze wetsvoorstellen zal een begin worden gemaakt met digitaal procederen. Vanaf begin 2017 zullen de eerste wijzigingen worden doorgevoerd. Voor de praktijk betekent dit meer dan alleen het verdwijnen van de papieren processtukken. In deze blog zullen wij ingaan op het begin van de procedure. Daarbij springen in ieder geval twee zaken in het oog: het bekende onderscheid tussen dagvaardings- en verzoekschriftprocedures vervalt en er treden wijzigingen op in de wijze van oproepen van de gedaagde partij.
Onderscheid tussen dagvaardings- en verzoekschriftprocedure vervalt
In het civiele recht wordt een procedure begonnen met een dagvaarding of een verzoekschrift. Partijen kunnen niet vrijelijk kiezen met welk stuk zij een procedure beginnen, één en ander is wettelijk voorgeschreven. Indien een procedure met een verkeerd stuk is ingeleid, geeft de rechter doorgaans gelegenheid dit te herstellen (art. 69 lid 1 Rv).
Na invoering van KEI worden procedures ingeleid met één inleidend processtuk. De regels die specifiek gelden voor dagvaardingen en verzoekschriften blijven wel gewoon van kracht. Ook nieuw is dat het op grond van art. 30b nieuw Rv mogelijk wordt een vordering en een verzoek te combineren in het inleidend processtuk.
Oproepen
Onder het huidige recht wordt een dagvaarding betekend voordat deze wordt aangebracht bij de rechtbank. De dagvaarding wordt aan de gedaagde betekend door een deurwaarder. De eisende partij moet de betekende dagvaarding aanbrengen bij de rechtbank. Aanbrengen houdt in dat de betekende dagvaarding met producties bij de rechtbank wordt ingediend. Voordat de rechtbank voor het eerst kennis neemt van de dagvaarding, is deze in principe dus bekend bij gedaagde.
KEI brengt hierin verandering. Op grond van art. 112 nieuw Rv kan eiser ervoor kiezen het inleidend processtuk eerst in te dienen bij het gerecht en daarna pas een oproeping te verzenden aan de gedaagde. Nadat het inleidend processtuk is ingediend bij de rechtbank, stuurt de rechtbank aan eiser een oproepingsbericht. Eiser moet ervoor zorgen dat dit bericht wordt overgebracht aan de gedaagde. Eiser kan de oproeping laten betekenen door een deurwaarder maar kan er ook voor kiezen om het per post of e-mail onder de aandacht van gedaagde te brengen. De termijn waarbinnen dit moet gebeuren is twee weken.
Er kleeft in ieder geval één nadeel aan het achterwege laten van betekening. Indien de gedaagde niet in de procedure verschijnt, moet het oproepingsbericht alsnog door een deurwaarder betekend worden. Dit kan leiden tot vertraging. Indien gedaagde daarentegen gevolg geeft aan de informele oproeping, bespaart men zich de betekeningskosten.
Wij houden u op de hoogte.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.