Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
De huidige Corporate Governance Code (“CGC”) dateert uit 2008. Eerder schreven wij al dat de CGC herzien zou worden en onder andere geschikt worden gemaakt voor vennootschappen met een zogenaamd one-tier board. De Monitoring Commissie Corporate Governance Code heeft de herziene CGC gisteren (8 december 2016) gepresenteerd aan het publiek. De herziene CGC zal in werking treden vanaf het boekjaar beginnend op of na 1 januari 2017. Wat zijn de belangrijkste wijzigingen?
In de nieuwe CGC is opgenomen dat het bestuur zich moet richten op lange termijn waardecreatie. De opstellers van de nieuwe CGC hebben zich bij deze wijziging laten inspireren door misstanden als boekhoudfraudes, corruptie en kartelvorming. Doel van de wijziging is om te voorkomen dat bedrijfsmodellen te veel gericht zijn op het behalen van winst op de korte termijn. Op grond van de CGC moet het bestuur jaarlijks in het bestuursverslag verantwoording afleggen over de strategie voor de lange termijn. Daarbij moet het bestuur de belangen van de verschillende stakeholders in aanmerking nemen.
In de CGC is een bepaling opgenomen over de cultuur binnen de vennootschap/onderneming. Bestuurders en commissarissen dienen er voor te zorgen dat de heersende cultuur gewenst gedrag en integer handelen stimuleert. Daarbij moeten bestuurders en commissarissen alert zijn op (signalen van) misstanden. Het bestuur moet er eveneens voor zorgen dat werknemers misstanden kunnen melden zonder dat hun eigen positie gevaar loopt. In ieder geval moet er binnen de vennootschap/onderneming een regeling voor het melden van misstanden gelden.
Beloningen van bestuurders en commissarissen en vooral het maximeren daarvan, staan volop in de belangstelling. Desondanks zijn regels over beloningen in de nieuwe CGC teruggedrongen. In de nieuwe CGC wordt teruggegaan naar de kern: bestuurders en commissarissen zijn zelf verantwoordelijk voor de inrichting en uitvoering van governance. Om die reden zijn bijvoorbeeld geen regels opgenomen over het maximeren van beloningen. Vanuit zowel CNV als FNV is kritiek gekomen op dit besluit. Prof. Barbara Baarsma, lid van de Monitoring Commissie Corporate Governance heeft deze beslissing toegelicht. Baarsma: “Geen bestuurder of commissaris kan meer zeggen dat hij er niet over gaat.” De verantwoordelijkheid ligt dus bij de bestuurders en commissarissen zelf.
Wij schreven eerder dat de CGC is geschreven voor vennootschappen met een two-tier board. In de herziene CGC is ook rekening gehouden met one-tier boards. In het algemeen geldt dat bepalingen uit de CGC die betrekking hebben op commissarissen van toepassing zijn op de niet-uitvoerende bestuurders van de one-tier board.
De Monitoring Commissie Corporate Governance heeft geprobeerd om in de herziene CGC de nadruk te leggen op de eigen verantwoordelijkheid van bestuurders/commissarissen. Wij zullen de komende jaren merken hoe dit uitwerkt in de praktijk.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.