Praktijkgebieden: Conflictoplossing
De Voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft op 30 augustus 2016 uitspraak gedaan in een zaak die ging over de aansprakelijkheid van een accountant. De civiele rechter en de tuchtrechter hanteren verschillende beoordelingskaders. In deze zaak ging aan het vonnis van 30 augustus 2016 een tuchtrechtelijke procedure vooraf. De uitspraak van de Voorzieningenrechter is interessant aangezien daaruit duidelijk blijkt dat het hanteren van verschillende toetsingskaders tot verschillende uitkomsten leidt, terwijl de feiten en gedragingen hetzelfde zijn.
Wat was er aan de hand? De eiser in kort geding (“eiser”) is van april 2010 tot 1 december 2012 in dienst geweest bij Linx Telecommunications B.V. (“Linx”). Na zijn vertrek bij Linx heeft eiser een aanbod geaccepteerd van een Franse onderneming. Eiser zou per 1 januari 2013 beginnen bij de Franse onderneming.
In december 2012 hebben twee van de drie leden van de Raad van Commissarissen van Linx (“RvC”) aan eiser gevraagd terug te keren. Partijen zijn uiteindelijk overeengekomen dat eiser vanaf 2 januari 2013 zal terugkeren bij Linx. De voorwaarden waaronder eiser zal terugkeren, zijn gelijk aan de voorwaarden die eiser had bedongen bij de Franse onderneming.
Op 8 februari 2013 heeft de derde commissaris (de “Commissaris”) zich bij de voorzitter van de RvC gemeld. De Commissaris heeft aangegeven concrete bedenkingen te hebben tegen eiser. Volgens de Commissaris heeft eiser gelogen over zijn aanbieding van de Franse onderneming. Daarmee zou eiser bij Linx een hoger salaris hebben gekregen. Na overleg met eiser wordt gezamenlijk besloten om PWC onderzoek te laten doen de gang van zaken.
Een forensisch accountant van PWC (de “Accountant”) heeft onderzoek gedaan naar het aanbod van de Franse onderneming. Voordat PWC haar rapport heeft afgerond, heeft eiser zijn functie neergelegd. In reactie daarop heeft Linx de tussen haar en eiser gesloten overeenkomst beëindigd.
Op 31 mei 2013 heeft PWC haar definitieve rapport uitgebracht. In het rapport wordt geconcludeerd dat aannemelijk is dat eiser de RvC bewust verkeerd heeft voorgelicht. Eiser zou het aanbod van de Franse onderneming vervalst hebben.
Naar aanleiding van het rapport heeft eiser een tuchtklacht ingediend tegen de Accountant. De tuchtrechter voor accountants, de Accountantskamer, heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard. De Accountant heeft hiervoor de maatregel berisping opgelegd gekregen. De Accountantskamer is tot deze conclusie gekomen omdat de Accountant slechts op basis van informatie afkomstig van de Franse onderneming heeft geoordeeld dat eiser Linx bewust verkeerd heeft voorgelicht. De Accountantskamer is van mening dat de Accountant dit had moeten verifiëren bij en met informatie van de RvC. Vervolgens heeft eiser van de Accountant en PWC een voorschot op schadevergoeding van € 750.000 gevorderd. Bij de civiele rechter komt de Accountant er echter beduidend beter vanaf. De Voorzieningenrechter is van mening dat de Accountant en PWC niet onrechtmatig gehandeld hebben. De Voorzieningenrechter motiveert dit door in rechtsoverweging 4.5. te overwegen dat de civiele rechter aan andere normen toetst dan de tuchtrechter. De civiele rechter zal zich zelf een oordeel moeten vormen over de vraag of gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld, aldus de Voorzieningenrechter. Aangezien de Voorzieningenrechter van mening is dat wel degelijk aannemelijk is dat eiser het bedrijf verkeerd heeft voorgelicht, worden de vorderingen van eiser afgewezen. Deze uitspraak maakt duidelijk dat een tuchtrechtelijke maatregel niet zonder meer leidt tot civielrechtelijke aansprakelijkheid. De partij die schadevergoeding vordert, doet er goed aan dit steeds voor ogen te houden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.