Praktijkgebieden:
Het recente overlijden van Johan Cruijff heeft diepe indruk gemaakt in de Nederlandse samenleving. Dat mocht natuurlijk ook worden verwacht waar het de bekendste Nederlander betreft, een persoon met wie velen een (bijna) persoonlijke band voelden. Dat Cruijff blijvend zal worden herdacht in meer dan één monument (waaronder al dan niet een reeds bestaand stadion) staat dan ook buiten kijf. Maar dat in dat verband zou worden voorgesteld een “Johan Cruijff artikel” op te nemen in de Auteurswet hadden vermoedelijk toch maar weinigen verwacht.
Toch is dat precies de wens van confrère en hoogleraar D.J.G. Visser (die sinds kort zijn tweede voornaam “Johan” benadrukt). In een opzienbarende bijdrage aan het onvolprezen intellectuele eigendoms- portal IE-Forum formuleerde hij afgelopen vrijdag een nieuw artikel voor de Nederlandse Auteurswet, in de plaats van het huidige artikel 14 (dat zelf, zo ben ik met hem eens, toch praktisch zinloos is). Volgens de herformulering in een tweede bijdrage over dit onderwerp zou het nieuwe artikel als volgt moeten komen te luiden:
“Onverminderd de rechten van de nabestaanden als bedoeld in artikel 25a en onverminderd de rechten van derden, is voor iedere openbaarmaking met winstoogmerk van het werk, het portret of de naam van Johan Cruijff een redelijke vergoeding verschuldigd aan de Johan Cruijff Foundation te Amsterdam. Voor het gebruik van het werk, het portret of de naam van Johan Cruijff als onderscheidingsteken is toestemming nodig van de Johan Cruijff Foundation te Amsterdam”.
Kort gezegd houdt de vet gedrukte kern van het artikel dus in dat voortaan voor ieder commercieel gebruik van werk, portret of naam van Johan Cruijff een vergoeding zou moeten worden betaald aan de Johan Cruijff Foundation. Wat hier met “werk” wordt bedoeld is nog niet geheel duidelijk; met name staat niet vast of dit een werk in de zin van de Auteurswet zou moeten zijn. Vermoedelijk is de term breder bedoeld. Anders zouden immers de beelden van de talloze fraaie counters, tackles en goals buiten het bereik vallen. En dat kan niet de bedoeling zijn.
Hoe onwezenlijk dit voorstel op het eerste gezicht ook lijkt, helemaal zonder precedent blijkt het niet te zijn, zoals Visser aangeeft (en dat is misschien wel het aardigste aspect van zijn bijdrage). In de Engelse Copyright, Designs and Patents Act van 1988 staat namelijk een soortgelijke bepaling. Deze houdt in dat bij commerciële publicatie of vertoning van het toneelstuk “Peter Pan” van Sir James Matthew Barrie (inclusief bewerkingen) tot in de eeuwigheid een royalty verschuldigd zal zijn aan het Hospital for Sick Children, gevestigd aan de Great Ormond Street in Londen. Dit ongeacht het feit dat het auteursrecht op dat werk vanaf 1988 is vervallen. (Hoe is het mogelijk?! – nou dat zit ongeveer zo).
Zou het kunnen?De vraag is natuurlijk gewettigd of het voorstel van Visser (ook in Nederland) uitvoerbaar is. Ik zie niet direct een reden waarom dat niet zo zou zijn, al is het voorgestelde wel lijnrecht in strijd met bestaande uitgangspunten in het auteursrecht. Zo kan de naam Johan Cruijff naar geldend recht bijvoorbeeld bezwaarlijk auteursrechtelijk beschermbaar worden geacht. En al helemaal niet door Visser, die recent nog op hetzelfde IEF korte metten maakte met de onlangs geaccepteerde beschermbaarheid van de slagzin “Zo… nu eerst…”. Want als drie woorden voor hem per definitie te weinig zijn om een werk van letterkunde, wetenschap of kunst te kunnen vormen, geldt dat voor twee woorden, hoe heilig ook voor velen, natuurlijk eens te meer. Maar Visser wil de naam Johan Cruijff dan ook helemaal niet aan de werktoets onderwerpen. Hij introduceert met zijn nieuwe artikel 14 eenvoudigweg “werken door wetsduiding”, Wettelijke Werken om met mijn kantoorgenoot Bouman te spreken. En dat kan lekker buiten de werktoets om.
De wetgever is echter ook weer niet geheel ongebonden. Er is ook nog de Europese Auteursrechtrichtlijn, waarin de betekenis van een groot aantal auteursrechtelijke begrippen is geharmoniseerd. Nationale wetgevers in de EU-lidstaten moeten die richtlijn volgen. Maar gelukkig valt het begrip “werk” niet onder die geharmoniseerde begrippen (al denkt het HvJEU overigens van wel).
Dat het merkenrecht binnen het systeem van intellectuele eigendomsrechten geschikter is (en ook al is toegepast) voor bescherming van de naam van el salvador is bijzaak. Temeer omdat in het voorgestelde artikel de rechten van derden ongemoeid worden gelaten. Daar komt bij: systeem of niet, de reikwijdte van het nieuwe artikel 14 is veel ruimer en de werking efficiënter (en dát in slechts enkele woorden).
Maar is het ook wenselijk?Dat is een andere vraag. Het is natuurlijk een sympathiek voorstel, maar er zijn grenzen aan wat wetgevers (en voetbalminnende hoogleraren) zouden moeten doen en willen. Het is leuk bedacht en in die vorm een mooi eerbetoon op zichzelf. En dat was natuurlijk ook de primaire bedoeling.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.