Praktijkgebieden: Intellectuele eigendom
Wij hebben bij Wieringa Advocaten voortdurend één of twee ‘student-stagiaires' in dienst. Zij maken kennis met de advocatuur terwijl ze rechten studeren. Martijn Poulus, masterstudent Informatierecht aan de Universiteit van Amsterdam, volgt op dit moment die studentstage. Ten behoeve van onze weblog schreef hij een tweedelige informatieve bijdrage over de aanstaande veranderingen in het Europese merkenrecht. Deel 1over de Uniemerkverordening verscheen op 18 maart; hieronder deel 2 over de nieuwe EU Merkenrichtlijn.
Het Europese merkenrecht ondergaat momenteel een aantal belangrijke veranderingen. Onder de vlag van het ‘Trademark Reform Package' zijn een nieuwe verordening en richtlijn tot stand gekomen. Over de op 23 maart jl. in werking getreden Uniemerkverordening heb ik in het eerste deel van deze blogserie reeds bericht. De Merkenrichtlijn is al op 13 januari 2016 in werking getreden, maar dient door de EU-lidstaten nog te worden omgezet in nationale wetgeving. Voor Nederland betekent dit dat het Benelux-Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom uiterlijk op 14 januari 2019 in overeenstemming moet zijn gebracht met de bepalingen van de Merkenrichtlijn. In dit tweede en laatste deel van mijn bijdrage over de veranderingen in het Europese merkenrecht behandel ik de belangrijkste wijzigingen die de Merkenrichtlijn voor de Benelux-merkenwetgeving teweeg zal gaan brengen.
Overeenkomsten met de UniemerkverordeningEen voorname doelstelling van de hervorming van het Europese merkenrecht is de harmonisatie van nationale merkenwetgevingen en -procedures. Deze harmonisatie heeft ten doel nationale merkenstelsels meer in overeenstemming te brengen met het Uniemerkenstelsel. In dit kader is een aantal overeenkomstige wijzigingen in zowel de Uniemerkverordening als de Merkenrichtlijn opgenomen. In het vorige deel van deze blogserie heb ik uitgebreid bij een aantal van deze wijzigingen stilgestaan. Daarom beperk ik mij met betrekking tot deze veranderingen tot onderstaand beknopt overzicht.
Verval- en nietigheidsprocedureNationale instanties voor de registratie van merken, zoals het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE), worden op basis van de Merkenrechtlijn verplicht om binnen zeven jaar een administratieve procedure aan te bieden, waarin de nietigheid of het verval van een Benelux-merk kan worden ingeroepen. Voor een dergelijke procedure dient men zich nu nog tot de rechter te wenden. De administratieve procedures bij de nationale merkeninstanties zullen – naar verwachting – tot een efficiëntere en toegankelijkere behandeling van nietigheids- en vervalverzoeken leiden.
Tot slotHet zal nog even duren voordat de bepalingen van de Merkenrichtlijn zijn omgezet in het Benelux-Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom. De gevolgen van de richtlijn voor de praktijk blijven in de nabije toekomst dus nog onduidelijk. Aangezien de Uniemerkverordening wel reeds in werking is getreden, zullen de eventuele hobbels die zich de komende tijd ‘op Uniemerk-niveau' voordoen, als voorbode kunnen dienen voor het merkenrecht in het Benelux-gebied. Wij wachten af.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.