Praktijkgebieden: ICT en internetrecht
Was het het Peter R.-effect? De privacy-arrogantie van Facebook? Of gewoon heel dom handelen van laatstgenoemde social media exploitant? In ieder geval is Facebook vandaag door de Amsterdamse Voorzieningenrechter veroordeeld binnen veertien dagen alle bij haar bekende gegevens te verschaffen over de maker van de nep-Facebook account van wraakporno-slachtoffer Chantal. Deze zag zich geconfronteerd met een op die account onder haar naam geplaatst filmpje dat, in de woorden van de Voorzieningenrechter, “slechts bedoeld was voor de beslotenheid van de slaapkamer“. En wred vervolgens nationaal nieuws toen voornoemde Peter R. zich ermee ging bemoeien. Belangrijkste punt van de uitspraak: Als Facebook volhardt in haar stelling dat ze die gegevens niet meer heeft, zal ze vervolgens een onafhankelijke ict-deskundige moeten toelaten om de waarheid van die bewering te onderzoeken.
Dat Facebook die gegevens moet verstrekken is niet verwonderlijk. In 2005 is in het standaardarrest Lycos/Pessers (zie deze bijna antieke blog) al bepaald dat providers (en Facebook valt in dit verband ook onder dat begrip) onder omstandigheden gegevens over onrechtmatig postende gebruikers moeten aanleveren. Daar stelde de Hoge Raad wel voorwaarden bij. (1) Hetgeen door de gebruiker gepubliceerd is moet onrechtmatig geacht kunnen worden jegens een derde (hier: Chantal). (2) Deze kan daardoor schade lijden. (3) Er bestaat geen minder ingrijpende manier om achter de gegevens van de gebruiker te komen. Tenslotte (4) moet er dan nog een belangenafweging plaats vinden tussen het privacybelang van de gebruiker en het belang van het ‘slachtoffer’ van de publicatie om degene te vinden die hij/zij kan aanspreken. Het is zonneklaar dat in deze zaak aan die voorwaarden is voldaan.
Facebook had dan ook niet betwist dat zij de gegevens zou moeten verstrekken als ze die had. Haar kernverweer kwam er op neer dat zij de gegevens niet kon verschaffen omdat ze die niet (meer) had. Het filmpje was op 22 januari gepost en op 26 januari had de gebruiker van het (nep)account gevraagd de account op te heffen. Dat zou inmiddels zijn gebeurd, waarmee alle gegevens gewist zouden zijn. Zelfs de gegevens betreffende het (reeds op 22 januari) als “ongepast” gerapporteerd zijn van het filmpje door Chantal en haar moeder.
Daarover valt eiseres Chantal (en mijns inziens terecht). Zij meent dat het op de weg van Facebook ligt na dit soort meldingen alle desbetreffende gegevens te bewaren. Ook de Voorzieningenrechter is het daarmee eens, mede in aanmerking genomen de diverse teksten in de algemene voorwaarden en op de helppagina van Facebook (zie daarvoor de uitspraak).
De advocaat van eiseres had op 30 april om de gegevens gevraagd. Daarop ontving hij destijds echter slechts als (onterechte) reactie dat daartoe een dagvaarding of rechterlijk bevel nodig was. Pas kort voor de zitting (op 8 juni) meldde Facebook Ierland via een verklaring (affidavit) van haar hoofd ‘online safety policy’ dat alle gegevens waren gewist. Deze gang van zaken roept bij de Voorzieningenrechter de vraag op waarom dat niet meteen naar aanleiding van de brief van 30 april was gemeld. Mocht het zo zijn dat de gegevens ná de brief van 30 april 2015 zijn verwijderd, dan is dat naar haar oordeel in ieder geval aan te merken als onzorgvuldig omgaan van Facebook met het door (de raadsman van) eiseres gedane verzoek. Op haar vraag of de gegevens wellicht nog ergens op een back-up terug te vinden zouden zijn konden de raadslieden van Facebook bovendien geen antwoord geven.
Onder al deze omstandigheden oordeelt de Voorzieningenrechter dat Facebook, door op de valreep te volstaan met de mededeling dat zij niet meer over de gevraagde gegevens beschikt, onvoldoende zorgvuldigheid in acht heeft genomen bij haar rechtsplicht om de NAW-gegevens van de maker van het nep-account te verschaffen. Dat is naar haar oordeel onrechtmatig. De Voorzieningenrechter: “Van Facebook kan op zijn minst worden gevergd om alles in het werk te stellen om na te gaan of de gegevens toch niet nog ergens traceerbaar zijn en, zo zij erbij blijft dat dit niet het geval is, om aan eiseres antwoord te geven op de onder 4.8 en 4.9 genoemde vragen (resp: waarom is niet meteen op 30 april gemeld dat de gegevens gewist waren? en hoe weet je zeker dat het gewist is en niet nog tot een latere datum te vinden is (geweest)? -LB). In het verlengde daarvan ligt besloten dat in het geval Facebook volhardt in haar standpunt dat geen enkel gegeven meer te vinden is, eiseres in dit geval recht op en belang heeft bij een onafhankelijk onderzoek naar de juistheid van de mededelingen van Facebook op dit punt.” Dat laatste is, zoals al gezegd, de killer in deze uitspraak. Ik kan die toch niet anders verklaren dan vanuit een rechterlijk wantrouwen jegens Facebook. Niet uit vooringenomenheid (dat zou niet mogen -hoewel in dat verband gezien recente kwesties wel het uiterste van rechters wordt gevraagd). Maar gewoon omdat Facebook het daar in deze zaak naar heeft gemaakt.
Tip voor een nieuw beleid: bevries een account en alles wat er omheen hangt zodra je een klacht ontvangt die er serieus uitziet. Deze voldeed ruimschoots aan dat criterium.
Lex Bruinhof is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied ict en internetrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.