Praktijkgebieden: Intellectuele eigendom
Naar aanleiding van het corruptieschandaal bij de FIFA zouden verschillende sponsoren twijfelen of zij nog langer hun merk aan de voetbalbond willen verbinden, aldus de NOS vandaag. Bij het artikel staat een aantal (van derden afkomstige) persiflages op de beeldmerken van deze sponsoren afgebeeld, die overigens niet direct betrekking hebben op de omkoopaffaire, maar op de schendingen van mensenrechten bij de bouw van stadions in Qatar ten behoeve van het WK van 2022. Door middel van creatief aangepaste logo’s van sponsoren als McDonald’s en Coca-Cola wordt getracht hiervoor aandacht te vragen. Hoe ver mag je eigenlijk gaan bij een parodie op een merk?
De wet (zowel het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom als de verschillende Europese regelingen) geeft hier geen pasklaar antwoord op: naar een verbod op het parodiëren van merken, of een recht om dat juist wel te doen, is het vergeefs zoeken. In het auteursrecht is dat anders: sinds 2004 kent de Auteurswet artikel 18b, dat het gebruik van een werk van een ander in het kader van een karikatuur, parodie of pastiche binnen bepaalde grenzen uitdrukkelijk toestaat. Dat recht werd vorig jaar in een uitspraak van het Hof van Justitie van de EU zelfs nog uitgebreid voorbij de grens van het geparodieerde werk zelf.
Dat een dergelijke regeling in het merkenrecht niet bestaat, betekent (gelukkig) niet dat een parodie nooit mag. Hoewel de merkhouder het gebruik van een teken dat afbreuk doet aan de reputatie van zijn merk (waarvan bijvoorbeeld in dit geval toch wel gesproken kan worden) in beginsel kan verbieden, wordt dit verbodsrecht begrensd door de geldige reden. Indien iemand een geldige reden heeft een merk te gebruiken, of een teken te gebruiken dat daar erg op lijkt, is dat toegestaan – óók als dat afbreuk doet aan de reputatie van het merk.
Het gebruik van een merk in het kader van een parodie of om kritiek op een merk te uiten zal in veel gevallen een geldige reden opleveren, mits dat gebruik functioneel en proportioneel is en het gebruik niet alleen plaatsvindt met het oog op eigen gewin. Daarnaast mag het merk niet in een verkeerde of nodeloos grievende context worden gebruikt. Dat laatste had bijvoorbeeld de maker van de website InJeHolland volgens de Rechtbank Den Haag wél gedaan: een beroep op de geldige reden ging dan ook niet op.
Hoe zou het de makers van de aangepaste sponsorlogo’s vergaan, als zij ooit voor de (Nederlandse) rechter zouden moeten verschijnen? Door het gebruik van de logo’s proberen zij ernstige misstanden aan de kaak te stellen (namelijk de wantoestanden op de Qatarese bouwplaatsen), waardoor ze best wat verder mogen gaan dan iemand die enkel een grap wil maken. Het algemeen belang is er immers bij gebaat als er meer aandacht komt voor deze kwestie.
Dat de sponsoren zelf niet (direct) verantwoordelijk zijn voor die misstanden spreekt dan weer tegen de parodisten, maar daar lijken ze (onbewust) rekening mee te hebben gehouden: de tekst onderaan (“Proudly supporting…”) benadrukt dat zij slechts een ondersteunende rol vervullen. Kortom, ik vermoed dat de merkhouders in deze (denkbeeldige) zaak achter het net zullen vissen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.