Praktijkgebieden: Omgevingsrecht
De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 16 april 2014 (zie weblog 24 april 2014) heeft tot gevolg dat de meeste woonboten in Amsterdam in juridische zin beschouwd moeten worden als een bouwwerk. De consequenties zijn verstrekkend.
Niet alleen betekent dit dat voor woonboten een omgevingsvergunning op grond van de Wabo is vereist. De gemeente Amsterdam heeft de minister daarom al verzocht om de regelgeving aan te passen. De minister heeft in antwoord op Kamervragen op 24 juni 2014 aangegeven met nieuwe wetgeving te zullen komen om de (ongewenste en onbedoelde) effecten van de uitspraak te repareren. Eind 2014 wordt een voorstel voor wetswijziging verwacht, waarin naar het zich laat aanzien woonboten als vergunningvrije bouwwerken zullen worden aangewezen. In afwachting daarvan liggen de woonboten zonder de vereiste omgevingsvergunning, waartegen gezien de beginselplicht tot handhaven door de gemeente zou moeten worden opgetreden. Het college heeft om dit te voorkomen op 1 juli 2014 het Gedoogkader Woonboten vastgesteld.
Maar er is meer aan de hand. Door de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak konden de woonboten niet meer als woonboot worden aangemerkt als bedoeld in de VOB. Volgens de definitie wordt onder woonboot verstaan:
“… een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd tot woonverblijf, niet zijnde een object dat valt onder de Woningwet”.
Nu de meeste woonboten bouwwerken (object onder de Woningwet) zijn geworden, zijn het dus geen woonboten meer in de zin van de VOB. De vergunningen die op grond van de VOB voor de woonboten zijn verleend, hebben daarmee hun gelding verloren.
Aan de raad is voorgesteld ter vergadering van 26 november a.s. ermee in te stemmen de definitie als volgt aan te passen:
“… een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd tot woonverblijf”.
Dit heeft tot gevolg dat de woonboten toch weer als woonboten in de zin van de VOB kunnen worden aangemerkt. Het effect van deze wijziging is dat voor woonbooteigenaren het tot nu toe gehanteerde juridische regime van de ligplaatsvergunningen weer van kracht wordt, en dat er – in afwachting van landelijke wetgeving – relatieve zekerheid bestaat ook ten opzichte van hypotheekverstrekkers en nieuwe eigenaren.
Na inwerkingtreding van deze wijziging van de VOB is er dus sprake van een dubbel vergunningensysteem voor woonboten, op grond van de Vob en op grond van de Wabo. De vergunningplicht op grond van de Wabo is opgevangen door het Gedoogkader Woonboten.
De vraag is echter in hoeverre er ruimte is voor een dergelijk dubbel vergunningensysteem. Indien de regeling van woonboten via de Wabo (en in samenhang daarmee de Wro op grond waarvan ligplaatsen in het bestemmingsplan worden opgenomen) als uitputtend moet worden aangemerkt, is er geen ruimte voor de gemeentelijke wetgever op grond van de autonome bevoegdheid nog een keer precies hetzelfde te regelen in een verordening op grond van de autonome bevoegdheid, zoals de VOB. Het oogt ook wel vreemd: de Afdeling bestuursrechtspraak trekt de regeling van de woonboten uit de VOB en enkele maanden later brengt de raad de woonboten weer onder de VOB.
Dat dit wringt komt voort uit het volgende. De huidige definitie behelst in feite een voorrangsregeling. De VOB is op grond van deze definitie uitsluitend van toepassing als de hogere, landelijk geldende regeling (i.c. voorheen de Woningwet en thans de Wabo), niet van toepassing is. Nu in rechte is uitgemaakt dat deze hogere regeling van toepassing, schaft men de voorrangsregeling af, om de VOB (ook) weer van toepassing te laten zijn. Dit strandt echter op de omstandigheid dat dezelfde voorrangsregeling is neergelegd in de artikelen 121 en 122 van de Gemeentewet.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.