Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Werknemers die hun zoon of dochter een keer mee naar het werk nemen – in veel bedrijven de normaalste zaak van de wereld. Soms kan zoiets echter gevoelig liggen: het kan op een kantoor wel eens te druk worden, of het werk van de ouder leent zich er gewoonweg niet voor. In zo'n geval ligt het niet voor de hand het kind toch uit te nodigen, of mag op zijn minst verwacht worden dat de werknemer en het kind zich terughoudend opstellen. In een zaak die onlangs voor de Rechtbank Zeeland-West Brabant diende, ontbrak het aan dat laatste.
De werkneemster in kwestie was ruim 35 jaar ic-verpleegkundige in een ziekenhuis in Noord-Brabant, toen zij op een goede dag haar dochter uitnodigde tijdens een nachtdienst. De dochter zou binnenkort naar Japan vertrekken om deel te nemen aan een missverkiezing, en het leek haar leuk daar wat te kunnen laten zien van de gezondheidszorg in Nederland. Op de bewuste avond schoot de moeder wat plaatjes van haar dochter (in kleding van het ziekenhuis met daaroverheen een miss-sjerp) op de ic. Op een foto bevond de dochter zich bij een bed, waarbij een patiënt – onherkenbaar – in beeld was. Op een andere foto stond de miss voor een computer waarop patiëntgegevens zichtbaar waren. De dochter plaatste de foto's diezelfde nacht nog op Facebook. De leidinggevende van de werkneemster zag deze foto's en heeft direct om uitleg gevraagd. Die was kennelijk niet bevredigend: het ziekenhuis heeft de werkneemster kort na het voorval op staande voet ontslagen.
Enige tijd later heeft de werkneemster het ontslag betwist. Het ziekenhuis heeft daarop een verzoek ingediend bij de rechter om ontbinding voor het geval mocht blijken dat de arbeidsovereenkomst nog bestaat: een ontbinding voor zover vereist. In gevallen waarin ook maar enige twijfel bestaat over de geldigheid van een ontslag op staande voet is een dergelijke procedure altijd verstandig: het kan een hoop onduidelijkheid (en daarmee salaris) schelen. Het ziekenhuis voert maar liefst twaalf verwijten aan de werkneemster op en noemt ook vijf “bijkomende omstandigheden” (waaronder het feit dat de verpleegkundige geen toestemming had gevraagd, maar tegenover een arts wel heeft beweerd die te hebben gekregen) die tot een einde van de arbeidsovereenkomst zouden moeten leiden.
De rechtbank gaat in de meeste van die verwijten mee. Zo heeft de werkneemster, door foto’s te maken van haar dochter, onvoldoende zorg verleend aan de patiënt die zij gedurende die dienst moest verzorgen. Ook valt het de moeder te verwijten dat zij onvoldoende heeft gelet op naleving van de hygiënevoorschriften door haar dochter. Verder oordeelt de rechter dat de werkneemster de privacy van de patiënten heeft geschonden door de dochter mee te nemen naar de kamer van de patiënt, een lichaamsdeel op een foto te plaatsen en de dochter patiëntgegevens te tonen. Aangezien het lichaamsdeel en de getoonde patiëntgegevens beide niet tot de betrokken persoon herleidbaar waren, vindt de rechter dit verwijt overigens – terecht – niet doorslaggevend. De kantonrechter neemt het de werkneemster verder kwalijk dat zij heeft gelogen over de toestemming.
Een aantal andere verwijten vindt geen gehoor bij de rechter. Zo stelt het ziekenhuis dat de verpleegkundige haar patiënt heeft achtergelaten zonder deze op de voorgeschreven wijze aan een collega over te dragen. Uit verklaringen was echter gebleken dat een collega gevraagd was een oogje in het zeil te houden. Dat hiermee het protocol geschonden was, is volgens de rechter niet voldoende grond voor ontslag: het gebeurt regelmatig dat een verpleegkundige de kamer van een patiënt even verlaat en de zorg informeel aan een collega overdraagt.
Al met al oordeelt de rechter dat de arbeidsovereenkomst, voor zover zou blijken dat deze nog bestaat, dient te eindigen. Het feit dat de vrouw al 35 jaar goed functioneert doet daar niet aan af. Wel meent de rechter dat in dat licht een enkele misstap niet kan leiden tot een beëindiging wegens dringende redenen. Zij ontbindt de arbeidsovereenkomst daarom (zonder een vergoeding toe te kennen) vanwege een verandering in de omstandigheden, namelijk een vertrouwensbreuk tussen partijen. Dat lijkt een onbenullig verschil (de vrouw is haar baan toch kwijt), maar zou het UWV tot het oordeel kunnen brengen dat de werkneemster recht heeft op een WW-uitkering. Bij ontslag of ontbinding wegens dringende redenen heeft een werknemer namelijk sowieso geen recht op WW. Of deze beschikking de werkneemster helpt is overigens maar de vraag: het ontslag op staande voet staat voor zover bekend nog altijd overeind en om die reden zal zij hoe dan ook geen WW ontvangen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.