Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Afgelopen dinsdag (1 juli 2014) heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Participatiewet. Deze wet zal per 1 januari 2015 een drietal bestaande regelingen vervangen voor mensen die, in de woorden van de wetgever, “een opstap naar de arbeidsmarkt nodig hebben”. Bedoeling van de nieuwe wet is, u raadt het al, de kosten van de sociale zekerheid niet verder te laten stijgen dan strikt noodzakelijk is. Ook past de wet goed bij het decentralisatiebeleid van de regering – verschillende taken zullen van de rijksoverheid naar de gemeenten doorschuiven – en bij haar wens om van Nederland een participatiesamenleving te maken. De wet heeft ook voor bedrijven grote gevolgen.
De Wet werk en bijstand gaat volledig op de schop en zal vanaf 1 januari 2015 Participatiewet heten. Slechts onder strenge voorwaarden zullen mensen vanaf dan nog een bijstandsuitkering kunnen krijgen. Tegelijk zullen de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, beter bekend als de Wajong, en de Wet sociale werkvoorziening (WSW) ingrijpend veranderen. Voor mensen die op 1 januari 2015 onder de WSW vallen en in een sociale werkplaats werken verandert er niets, maar er zal daarna geen instroom meer zijn: deze mensen zullen onder de Participatiewet gaan vallen. Dat geldt ook voor jonggehandicapten die nu nog onder de Wajong vallen, maar wel over arbeidsvermogen beschikken.
De gemeenten spelen een belangrijke rol in de Participatiewet, want zij krijgen de taak om de mensen met de minste kansen op werk aan een baan te helpen. Daarbij zullen zij de hulp krijgen van 35 regionale werkbedrijven (niet te verwarren met de bestaande “divisie Werkbedrijf” van het UWV), die een coördinerende rol gaan vervullen. Daarnaast dienen, niet in de laatste plaats, ook de werkgevers bij te dragen. Doel van de Participatiewet is immers om mensen aan een reguliere baan bij een regulier bedrijf te helpen. De werkgevers hebben inmiddels met de overheid en de werknemers afgesproken dat zij de komende tien jaar in totaal 100.000 banen zullen creëren voor “Participatiewetters”. De eerste 6.000 banen moeten eind 2015 al beschikbaar zijn, vervolgens zullen er jaarlijks 5.000-10.000 banen bij moeten komen.
Die banen ontstaan uiteraard niet zomaar, en om de druk op te voeren zijn er afspraken gemaakt over de consequenties voor werkgevers als het beloofde aantal banen niet gehaald wordt. Vanaf 1 januari 2017 zal er in dat geval een quotum gaan gelden voor bedrijven met 25 of meer werknemers. Voor elke beloofde, maar niet-gecreëerde arbeidsplaats zullen de gezamenlijke werkgevers dan 5.000 euro moeten ophoesten. Die “boete “ wordt (naar rato) opgelegd aan de werkgevers die geen of te weinig banen voor arbeidsbeperkten gemaakt hebben.
Opmerking verdient wel dat de 100.000 banen geen voltijdbanen betreffen. Het gaat om banen van 25 uur per week, wat neerkomt op een kleine 70.000 fte’s. Daarnaast hoeft de werkgever die een Participatiewetter in dienst neemt niet het wettelijk minimumloon te betalen als de werknemer dat minimumloon niet “waard” is. Het verschil tussen de loonwaarde van het werk en het minimumloon zal vergoed worden door de gemeente waar de werknemer woont. Het kan voor werkgevers dus zeker lonen om een arbeidsbeperktein dienst te nemen. Bovendien helpt u er niet alleen uw medemens mee, maar ook de andere werkgevers…
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.