Praktijkgebieden: Aanbestedingsrecht
Indien bij een aanbesteding de relatieve beoordelingssystematiek wordt gehanteerd hangt de positie van een inschrijver in de rangorde mede af van het aanbod van de andere inschrijvers. Het gevolg van het hanteren van deze beoordelingssystematiek is dat als een inschrijving na het vaststellen van de rangorde ongeldig wordt verklaard, de gehele rangorde kan wijzigen.
In een recent arrest oordeelt de Hoge Raad dat een aanbesteding waarbij de relatieve beoordelingssystematiek wordt gehanteerd in zijn algemeenheid niet in strijd is met het aanbestedingsrecht. Daarnaast moet de aanbestedende dienst in dit geval na ongeldig verklaring van de inschrijving van de winnaar geen herbeoordeling van de scores uitvoeren, maar een verificatiebespreking met de in de oorspronkelijke rangorde als nummer twee geëindigde inschrijver beleggen.
In deze zaak blijkt de inschrijving van de winnaar bij de verificatiebespreking niet aan het programma van eisen te voldoen, waarop de inschrijving ongeldig wordt verklaard. De gemeente gaat over tot herbeoordeling van de scores en laat de inschrijvers vervolgens weten dat zij voornemens is om aan de nieuwe winnaar te gunnen. In de oorspronkelijke rangorde was deze partij als derde geëindigd. De partij die in de oorspronkelijke rangorde als tweede eindigde stelt dat de gemeente na het ongeldig verklaren van de inschrijving van de winnaar niet over mocht gaan tot herbeoordeling van de inschrijvingen. Zij vordert in kort geding de gemeente te gebieden de opdracht aan haar te gunnen.
De Hoge Raad oordeelt over de toegepaste relatieve beoordelingssystematiek:
“In zijn algemeenheid kan een zogeheten relatieve beoordelingssystematiek niet enkel op grond van haar relatieve karakter als strijdig met het gelijkheids- of transparantiebeginsel worden aangemerkt. Het hangt af van de wijze waarop een bepaalde beoordelingssystematiek in het concrete geval is ingericht of toegepast, of zij, mede in verband met haar relatieve karakter, in strijd komt met de (genoemde) beginselen van het aanbestedingsrecht.”
De Hoge Raad verwijst naar de offerte-aanvraag met betrekking tot de te volgen procedure na ongeldig verklaring van de inschrijving van de winnaar. Daarin is vastgelegd dat in dat geval geen herbeoordeling van de scores zal worden uitgevoerd, maar de oorspronkelijke rangorde gehandhaafd zal worden en een verificatiebespreking met de als tweede geëindigde inschrijver belegd zal worden. De Hoge Raad oordeelt dat het in stand laten van de scores van de resterende inschrijvers, vastgesteld mede in relatie tot de aanvankelijke winnaar, niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De Hoge Raad overweegt:
“Die score is immers, evenals de daaruit voortvloeiende onderlinge rangorde tussen de twee resterende inschrijvers, tot stand gekomen door een gelijkelijk op hen toegepaste beoordelingssystematiek, waarbij ieders inschrijving per onderdeel telkens op gelijke wijze ten opzichte van steeds dezelfde referentiepunten is gewaardeerd. Het daaruit voortvloeiende verschil in onderlinge rangorde is dan ook het gevolg van de waardering van hun inschrijvingen volgens de vooraf bekend gemaakte methodiek, zonder dat sprake is geweest van een ongelijke behandeling. Daarom brengt de enkele omstandigheid dat een andere onderlinge rangorde van de twee overgebleven inschrijvingen zou zijn verkregen indien deze zouden zijn beoordeeld zonder daarbij de aanvankelijk als eerste geëindigde inschrijving te betrekken, niet mee dat sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel.”
Uit dit arrest volgt dat het hanteren van een relatieve beoordelingssystematiek in beginsel niet in strijd is met het aanbestedingsrecht en dat een aanbestedende dienst niet verplicht is om een herbeoordeling van de scores uit te voeren als de inschrijving van de winnaar ongeldig blijkt. Om de oorspronkelijke rangorde te kunnen handhaven is wel vereist dat deze gang van zaken duidelijk is omschreven in de aanbestedingsdocumenten en op alle inschrijvingen op dezelfde wijze wordt toegepast. Het gevolg hiervan is uiteraard wel dat de kans bestaat dat opdracht niet gegund kan worden aan de partij die uiteindelijk de economisch meest voordelige inschrijving heeft gedaan.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.