Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
De payrollovereenkomst blijft de gemoederen bezighouden: ditmaal kwam deze constructie aan de orde bij de Rechtbank Overijssel. De uitspraak volgt enige eerdere recente uitspraken op dit vlak en er lijkt zich dan ook een duidelijke lijn af te tekenen in de rechtspraak, die zich eenvoudig laat samenvatten: rechters laten zich niet foppen en prikken door de payrollconstructie heen. In deze zaak was de poging om de ontslagregels met een payrollconstructie te omzeilen overigens wel erg opzichtig.
Ter herinnering: een payrollovereenkomst is een overeenkomst tussen een werknemer en een payrollbedrijf, dat formeel als werkgever fungeert. Feitelijk werkt de werknemer echter voor een derde, de inlener. Wat dat betreft heeft payrolling veel weg van de uitzendovereenkomst, met het verschil dat werknemers via een uitzendbureau doorgaans bij verschillende inleners worden gestald (de “allocatiefunctie”) en bij payrolling niet. Dat is meteen hét argument van werknemers tegen payrolling: meer dan eens dient het louter en alleen ter ontduiking van (vormen van) werknemersbescherming, zoals cao- en ontslagregels.
Die gedachte leeft inmiddels ook al enige tijd in de rechtspraak, reden waarom Arco Siemons een klein jaar geleden al schreef over “Het einde van de payroll-overeenkomst“. Sindsdien zijn er enkele nieuwe uitspraken gewezen, waaronder onlangs een bij de Rechtbank Overijssel. Dat dit vonnis van de hand van een kantonrechter is die eerder een vergelijkbaar vonnis wees, doet niet af aan het belang ervan: het is wederom een bevestiging van de kentering die wij eerder meldden.
In deze zaak was er sprake van een payrollovereenkomst die was gesloten tussen de werknemer en het payrollbedrijf. De werknemer had deze overeenkomst echter rechtstreeks van de “inlener” gekregen, op diens kantoor, en heeft ook daarna nooit iemand van het payrollbedrijf gezien of gesproken. Bij ondertekening van de payrollovereenkomst kreeg hij nog verschillende formulieren en stukken, die alle waren afgedrukt op het briefpapier van de inlener. Bovendien had de inlener ook nog gezegd dat het loon via het payrollbedrijf zou worden betaald. In de woorden van de kantonrechter: “[de inlener] heeft op z'n zachtst gezegd een onduidelijke en ondoorzichtige situatie gecreëerd waar het haar rol betreft”.
De rechter overweegt nog dat er hier geen sprake is van een uitzendovereenkomst, zoals was betoogd door de inlener, nu het payrollbedrijf geen allocatiefunctie kent. Hij oordeelt dan ook dat door de payrollconstructie heen gekeken moet worden. Het is dan zaak te kijken wat partijen (de beweerdelijke inlener en de werknemer) voor ogen stond bij het aangaan van de relatie, maar ook (en misschien zelfs: vooral) hoe zij feitelijk uitvoering hebben gegeven aan die relatie. Het eerste criterium biedt geen bevredigende uitkomst, nu partijen elk een ander beeld hadden over de relatie. Het laatste criterium geeft hier dus de doorslag: uit de feiten en omstandigheden blijkt dat de werknemer in een arbeidsrechtelijke verhouding stond tot de inlener. De kantonrechter stelt dan ook vast dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en veroordeelt de inlener (of beter gezegd: de werkgever) tot doorbetaling van loon.
Waar de Wet Werk en Zekerheid (vooralsnog?) zwijgt over payrolling, zet de rechtspraak haar eerder ingezette lijn dus voort. Zo lijkt er een einde te komen aan de praktijk om met de payrollconstructie de ontslagbescherming van de werknemer te omzeilen of te beperken. Dat neemt natuurlijk niet weg dat payrolling, met name in het mkb, een goed middel blijft om de salarisadministratie uit handen te geven. Daar was het tenslotte ook ooit voor bedoeld!
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.