Praktijkgebieden: Intellectuele eigendom
Er was deze week veel te doen over beweerdelijk “zelfplagiaat” van economie-wetenschapper Peter Nijkamp (VU). Het onderdeel “plagiaat” in deze term doet vermoeden dat hier iets auteursrechtelijk relevants aan de hand is. Is dat ook zo?
Laten we allereerst vaststellen dat het woord “plagiaat” in de Auteurswet niet voorkomt. Ook in de auteursrechtelijke literatuur is het een schaars begrip. Auteursrechtgeleerden spreken liever gewoon van “auteursrechtinbreuk” of “inbreuk op het auteursrecht”. Plagiaat is meer een kreet uit de volksmond. Wel met een mooie achtergrond, trouwens. Het is afgeleid van de Romeins-rechtelijke crimen plagii, ofwel plagium, hetgeen vertaald kan worden als “kidnapping”. Maar dan in de letterlijke zin van: kinderroof. Ik vind dat wel een fraaie beeldspraak: wie plagiaat pleegt rooft de geesteskinderen van een ander.
Meer daarmee staat meteen ook wel vast dat “zelfplagiaat” auteursrechtelijk een contradictio in terminis is (om even met Latijn te blijven strooien). Je kunt immers geen inbreuk maken op je eigen auteursrecht. Zo lang je dat auteursrecht niet hebt overgedragen is het geen inbreuk en als je het wél overgedragen hebt is het jouw auteursrecht niet meer. Kortom: auteursrechtelijk is er bij “zelfplagiaat” niets aan de hand. In kringen die zich bezig houden met wetenschappelijke integriteit, zoals de VSNU en de KNAW, worden gevallen als deze dan ook terecht niet aangeduid met “zelfplagiaat”, maar met zelfcitatie.
En ja: daar ligt het probleem: op het terrein van de wetenschappelijke integriteit. Bij zelfcitatie is sprake van het “citeren uit eigen werk”, maar dan zonder de regels voor een behoorlijk citaat toe te passen. Met andere woorden: de auteur put uit een eigen eerdere publicatie, maar geeft daarbij niet -door een behoorlijke bronvermelding- aan dat hij dat doet. Dat hoort niet: de lezer van een wetenschappelijk artikel moet zo volledig mogelijk worden geïnformeerd over de bronnen waaruit de auteur put. Dat is ook van belang als het eigen werk betreft, al was het alleen al maar omdat op die manier duidelijk wordt dat het hier reeds eerder bekende resultaten of inzichten betreft (en tevens uit welk jaar deze stammen).
Daarnaast is het uiteraard weinig chic om steeds weer hetzelfde wetenschappelijke wiel uit te vinden en te doen alsof dat nieuw is. Goed om je publicatiescore op te krikken, maar dat is dan wel op drijfzand gebaseerd. Erger wordt het wanneer de hergebruikte tekst afkomstig is uit een artikel waarvan men slechts co-auteur was. In dat geval ligt het auteursrecht niet alleen bij de hergebruiker maar ook bij anderen. Als dan niet volgens de regels wordt geciteerd komen we alsnog in de sfeer van auteursrechtinbreuk, of, zo u wilt, plagiaat.
Zo lang dat echter niet aan de orde is blijft het louter bij wetenschappelijke onzorgvuldigheid. Hoe erg die is moet van geval tot geval worden bekeken, maar wie een gewoonte maakt van oneigenlijke zelfcitatie is in ieder geval niet goed bezig. Het advies aan wetenschappers luidt in alle gevallen: geef je bron weer, ook als je die zelf bent.
Lex Bruinhof is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied intellectuele eigendom.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.