Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
De organisatie Foodwatch deelt ieder jaar het Gouden Windei uit voor het meest misleidende consumentenproduct op de Nederlandse markt. Dit jaar komt die “eer” te beurt aan Natrena Stevia Kristalpoeder van Douwe Egberts, een zoetmiddel dat in plaats van suiker in bijvoorbeeld koffie en toetjes kan worden gebruikt. Het product bevat, anders dan de naam wellicht doet vermoeden, slechts 3% stevia – een stof die gewonnen wordt uit de Zuid-Amerikaanse steviaplant. Volgens de fabrikant is stevia maar liefst driehonderd keer zoeter dan suiker en toch vrij van calorieën.
Behalve stevia bevat het poeder van Nutrena 97% maltodextrine, een zeer goedkope vulstof. Dit is het eigenlijke punt waarover Foodwatch (en de consumenten die op het product hebben gestemd) valt: een pot steviapoeder van 200 gram kost bijna 4 euro, terwijl er slechts 1,35 gram stevia in zit. Zo'n hoeveelheid zou normaal gesproken ongeveer 30 cent moeten kosten. Uit de voorkant van de verpakking blijkt echter niet dat het voornaamste ingrediënt niet stevia is, maar maltodextrine.
Misleiding, zegt Foodwatch. Maar is dat juridisch ook zo? De Nederlandse wet kent een regeling over oneerlijke handelspraktijken in boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Een vorm daarvan zijn de zogenaamde misleidende handelspraktijken. De wet zegt dat een handelspraktijk misleidend is “indien informatie wordt verstrekt die feitelijk onjuist is of die de gemiddelde consument misleidt of kan misleiden, al dan niet door de algemene presentatie van de informatie”. Van feitelijk onjuiste informatie is geen sprake: op de pot staat dat er stevia in het poeder zit, en dat zit er ook daadwerkelijk in. Wél kan de verpakking de consument bedriegen of op zijn minst misleiden over de voornaamste kenmerken van het product. Het is immers goed denkbaar dat de consument door de verpakking onterecht in de veronderstelling geraakt dat het product voornamelijk uit stevia bestaat.
Dat dit soort praktijken veel voorkomt blijkt wel uit de andere genomineerde producten voor het Gouden Windei. Nummer twee van de verkiezing is Albert Heijn geworden met haar diepvriesmaaltijd “Puur & Eerlijk Zalm in Bladerdeeg”. Dit product bevat slechts voor 21% “pure of eerlijke” producten, namelijk de duurzaam gevangen zalm. Ook het (hier op kantoor zeer geliefde) perenijsje van Ola was genomineerd, omdat deze voor minder dan 7% uit peer bestaat.
Kan de consument iets beginnen tegen deze praktijken? In theorie wel. Een misleidende handelspraktijk is in feite een onrechtmatige daad, in dit geval van de fabrikant jegens de consument. De schade die de laatste lijdt als gevolg van de misleiding kan hij dan ook op de fabrikant verhalen. Omdat de schade zich doorgaans zal beperken tot de aankoopprijs van het product zal een procedure natuurlijk niet de moeite lonen. Het vernietigen van de aankoop met een beroep op dwaling ligt meer voor de hand, hoewel ook dit voor de meeste consumenten te veel moeite zal zijn…
Via initiatieven als Foodwatch kunnen consumenten gezamenlijk tegen dit soort misleiding optreden. Wellicht worden producenten op die manier gestimuleerd om eerlijker en opener te worden over de samenstelling van hun producten!
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.