Praktijkgebieden: Intellectuele eigendom
Het Gerechtshof Den Haag heeft afgelopen dinsdag vermoedelijk een einde gemaakt aan de zaak die één van de belangrijkste Nederlandse auteursrecht uitspraken van de afgelopen jaren heeft opgeleverd. Het hof stelde vast dat de gesprekken die de vermoorde vastgoedhandelaar Willem Endstra kort voor zijn gewelddadige dood met politierechercheurs voerde niet als “werk” in de zin van de Auteurswet kunnen worden beschouwd. Aldus kwam aan Endstra (en komt thans aan zijn erven) geen auteursrecht toe op deze gesprekken. Die erven kunnen de publicatie van het boek De Endstra Tapes, door twee Parool journalisten gepubliceerd op basis van de uitgelekte transcipties van die gesprekken, daarom niet tegen houden. Ook krijgen zij geen vergoeding.
In een baanbrekend arrest van 30 mei 2008 (zie mijn blog van die dag) had de Hoge Raad bepaald dat om een voortbrengsel als “werk” te kunnen kwalificeren niet vereist is dat de maker bewust een werk heeft willen scheppen en bewust voor de vorm heeft gekozen die het werk heeft gekregen. Er moet wel sprake zijn geweest van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes, maar die keuzes hoeven niet bewust te zijn gemaakt.Met deze uitspraak vernietigde de Hoge Raad destijds het arrest van het Gerechtshof Amsterdam. Dat hof had in deze zaak nog overwogen dat een werk door zijn maker als “coherente creatie” moest zijn geconcipieerd en dat de maker er bewust voor moest hebben gekozen zijn verhaal in deze vormgeving te gieten.
De Hoge Raad hanteerde dus een veel soepeler criterium om een werk aan te nemen. Te soepel? Volgens velen wel. “Auteursrecht op alles” kopte de Amsterdamse hoogleraar prof. Bernt Hugenholtz met vooruitziende blik boven een artikel in het Juristenblad. En de wakker geworden advocaat van Joran van der Sloot bedacht al snel dat wat voor áchterbankgesprekken gold natuurlijk ook voor vóórbankgesprekken moest gaan gelden!
De Hoge Raad hield echter één troef achter de hand die nog door het hof Den Haag (dat de zaak feitelijk moest afwikkelen) kon worden uitgespeeld. De Hoge Raad verpakte deze in zijn uitleg van de begrippen “eigen persoonlijk karakter” en “persoonlijk stempel van de maker”, die de vaste toetssteen zijn voor het werkbegrip:“dat het voortbrengsel een eigen, oorspronkelijk karakter moet bezitten, houdt, kort gezegd, in dat de vorm niet ontleend mag zijn aan die van een ander werk (vgl. art. 13 Aw). De eis dat het voortbrengsel het persoonlijk stempel van de maker moet dragen betekent dat sprake moet zijn van een vorm die het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes, en die aldus voortbrengsel is van de menselijke geest. Daarbuiten valt in elk geval al hetgeen een vorm heeft die zo banaal of triviaal is, dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt te aan te wijzen.“
Die laatste zin zorgt ervoor dat er géén auteursrecht is “op alles”. De creatieve keuzes mogen dan onbewust zijn gemaakt, het moeten nog altijd creatieve keuzes zijn, producten van creatieve arbeid.
Zoals ik al verwachtte (zie bovengenoemde Joran-blog) heeft het hof dit element uit het arrest van de Hoge Raad ook daadwerkelijk benut. Het hof verwijst naar de transcripties van de achterbankgesprekken en overweegt:“Omdat de transscripties letterlijke weergaven zijn van de achterbankgesprekken, is de formele opbouw/structuur van die gesprekken volledig uit de transscripties te kennen. Blijkens die transscripties bestaan de door Endstra uitgesproken teksten uit een schier eindeloze reeks onafgemaakte, slecht lopende en ronduit kromme zinnen (waardoor de transscripties ook zo moeilijk leesbaar zijn). De vormgeving van het voortbrengsel in kwestie wijst er dus geenszins op dat, wat betreft die vormgeving, sprake is van scheppende, creatieve arbeid […] / een intellectuele schepping […] van Endstra. Integendeel, gezien de banaliteit van die vormgeving kan niet worden aangenomen dat het door Endstra uitgesprokene op creatieve arbeid van enige betekenis berustte.”
En het feit dat Endstra er zo nu en dan best een originele uitdrukking tegenaan gooide maakt dit volgens het Hof niet anders:“het zo nu en dan bezigen van een onalledaagse uitdrukking – zoals de uitdrukking ‘ze heeft de zwarte band winkelen hoor, dus eh…' als beschrijving van het koopgedrag van Endstra's vrouw (MnV onder 2.13) – geen auteursrechtelijk beschermd werk kan maken van een verder banaal of triviaal vormgegeven gesprek.”
En daarmee lijkt het laatste woord in deze zaak gesproken. Deze toetsing van de feiten aan het door de Hoge Raad voorgeschreven criterium lijkt mij niet voor hernieuwde cassatie vatbaar.
Lees hier de uitspraak van het hof.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.