Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Bij een overname (of andere overgang) van een onderneming gaan volgens de wet de rechten en verplichtingen van de werkgever die op het moment van overgang voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst in beginsel over op de verkrijger. Dat houdt dus in dat wanneer iemand een onderneming koopt, hij niet alleen de inventaris, goodwill en dergelijke overneemt van de vorige eigenaar, maar ook de personeelsleden.De nieuwe eigenaar van een restaurant in Almere zag dat kennelijk niet zo zitten en probeerde, samen met de oude eigenaar, van de enige medewerker van het over te nemen bedrijf af te komen.
Bij overeenkomst van 29 september 2011 koopt een ondernemer de gehele bedrijfsinventaris, de voorraad en de goodwill van “Grillbar Sphinx” . In de overeenkomst staat daarnaast dat verkoper garandeert dat “aan de onderneming geen personeelsleden zijn verbonden en geen aanspraken geldend gemaakt kunnen worden in de zin van artikel 663 van het Burgerlijk Wetboek 7.” De verkoper dacht aan deze garantie te kunnen voldoen door het indienen van een ontslagaanvraag voor zijn werknemer bij het UWV, waarin hij als reden voor het ontslag de beëindiging van zijn bedrijf aanvoerde, en verzweeg dat hij dit bedrijf inmiddels heeft verkocht. Het UWV, dat door de werknemer van deze verkoop op de hoogte werd gesteld, weigerde echter toestemming te verlenen voor het ontslag, met als gevolg dat de arbeidsovereenkomst voortduurde.
Desondanks werd de man niet aan het werk gelaten en werd hem geen salaris uitbetaald. Daarop is hij naar de kantonrechter gestapt, die de nieuwe eigenaar veroordeelde om hem tot het werk toe te laten. De nieuwe eigenaar is vervolgens in hoger beroep gegaan en stelde daarbij dat van een overgang van onderneming geen sprake was.
Het hof zegt daarover: “voor het antwoord op de vraag of sprake is van een overgang van onderneming, is cruciaal of de identiteit van de overgenomen onderneming is behouden. Het moet gaan om de overgang van een lopend bedrijf, wat met name zal blijken uit het feit dat de exploitatie ervan in feite is voortgezet door de nieuwe ondernemer.” Uit een groot aantal feiten blijkt dan volgens het hof dat er inderdaad sprake is van overgang van een lopend bedrijf. Om te beginnen heeft de koper de complete bedrijfsinventaris overgenomen, evenals de voorraad en de goodwill. Ook heeft hij de huurovereenkomst van de vorige uitbater voortgezet en heeft hij het recht op de handelsnaam overgenomen. Zo'n vijf maanden na de overname heropende hij de zaak onder de naam “Restaurant Sphinx”. Weliswaar een kleine naamswijziging, maar daar stond tegenover dat de menukaart en het concept van het restaurant hetzelfde waren gebleven.
De nieuwe eigenaar voert nog aan dat hij de keuken heeft verbouwd en anders dan de oude eigenaar geen speelautomaten heeft en ook geen alcohol serveert, maar dit is volgens het hof onvoldoende om te kunnen stellen dat de identiteit van de zaak is gewijzigd. Het hof oordeelt dan ook dat in dit geval sprake is van een overgang van onderneming. Dat betekent dat de medewerker met ingang van de datum van de overgang, inmiddels zo'n anderhalf jaar geleden, bij de koper van het restaurant in dienst is gekomen en dat op deze koper met ingang van die datum de werkgeversverplichtingen jegens de werknemer rusten en hij de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst die ten tijde van de overgang van de onderneming bestonden moet nakomen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.