Praktijkgebieden: Intellectuele eigendom
De stichting Reprorecht heeft de gemoederen deze week aardig in beweging gebracht. Zij wil dat bedrijven en overheidsinstellingen voortaan niet alleen meer betalen voor papieren kopieën die binnen de organisatie worden gemaakt uit beschermd werk, maar ook voor digitale kopieën. Dat kon Webwereld deze week optekenen uit de mond van haar “manager” Martèl Bakker Schut (klikt u de link vooral ook even aan voor de leuke foto bij het artikel).
Hoe zat het ook alweer met dat reprorecht? Welnu: het kopiëren uit beschermde werken (boeken, kranten, tijdschriften) is auteursrechtelijk gezien “verveelvoudigen” en daarmee onderworpen aan voorafgaande toestemming van de auteursrechthebbende. Die soep wordt echter niet zo heet gegeten: er zijn talloze beperkingen op het auteursrecht, die bepaalde vormen van verveelvoudigen zonder toestemming toelaten. De bekendste is de regeling in artikel 16b Auteurswet, op basis waarvan wij allemaal “voor eigen oefening, studie of gebruik” papieren kopieën van werken mogen maken (let echter op de uitzonderingen van lid 2, 3 en 4!). Elektronisch privé kopiëren (op een “drager”) mag ook, alleen vereist artikel 16c dan wel betaling van een billijke vergoeding: de thuiskopie-heffing op blanco beeld- en geluidsdragers (waaronder sinds 1 januari ook computers, smartphones en tablets).
En zo is er ook een regeling voor het maken van papieren kopieën (“reprografische verveelvoudigingen”) voor intern gebruik bij bedrijven en instellingen: het reprorecht, geregeld in artikel 16h Auteurswet. Ook hier: kopiëren mag, maar er moet een billijke vergoeding worden betaald. Die wordt niet geheven op de kopieerapparaten (was wel makkelijk geweest), maar moet jaarlijks op rekening worden betaald. Met de ininning en het verdelen daarvan over de rechthebbenden is de stichting Reprorecht belast. De heffing is ruwweg gebaseerd op drie factoren: de wettelijk vastgestelde vergoeding van 4,5 cent per bladzijde, het aantal fte's in de organisatie en een indeling in groot- en kleingebruikers van auteursrechtelijk beschermd materiaal. Men kan echter ook opteren voor een vergoeding op maat. Te innen bedragen op jaarbasis variëren van 17 tot bijna 5.000 euro. Op deze manier wordt jaarlijks zo'n 25 miljoen euro geïncasseerd.
Ongetwijfeld ziet de stichting de jaarlijkse inkomstenbron echter dalen. Tenslotte wordt er in bedrijven in toenemende mate digitaal gewerkt en dat geldt ook voor de uitwisseling van boek- en tijdschriftartikelen. Dat gebeurt nu veelal op intranet of via e-mail. Die digitale kopieën vallen niet onder de regeling van artikel 16h, daarover is iedereen het wel eens. De Reprorecht manager is daarom nu in overleg met de uitgevers enerzijds en MKB en VNO-NCW anderzijds om tot een nieuwe regeling te komen. Hoe hij dat voor zich ziet wordt niet helemaal duidelijk; ik vermoed echter dat het een poging is om gezamenlijk met een proeve voor een wetswijziging te komen. Persoonlijk verwacht ik weinig van die gezamenlijkheid: er wordt weinig meer gehaat in het bedrijfsleven dan de jaarlijkse rekening van Reprorecht.
Is er een juridische basis voor het heffen voor elektronische kopieën? Op zichzelf wel. Ook de elektronische kopie is in de (auteursrechtelijke) kern een verveelvoudiging. Prof. Dirk Visser heeft in het genoemde Webwereld artikel een leuke link gelegd met een satirisch artikel uit De Speld over een copy-paste heffing, maar die vergelijking gaat natuurlijk niet helemaal op. Het gaat hier nog altijd om kopieën van auteursrechtelijk beschermd materiaal, niet voor privé gebruik, maar “op de werkplek”. Die kopieën worden niet zomaar van internet geplukt, maar bewust uit tijdschriften, etc. gekopieerd.
Toch voel ik, met Visser, dat de grenzen zo langzamerhand wel zijn bereikt. Het repororecht is altijd een ingewikkelde regeling geweest voor iets dat in het papieren tijdperk nog nét te managen was, maar in de digitale wereld alle kanten op spat. Uiteindelijk is er veel voor te zeggen het “papierdenken” dat kleeft aan die hele repro-regeling (wellicht zelfs aan het hele begrip verveelvoudigen) los te laten. Bijna twintig jaar geleden propageerde prof. Egbert Dommering dit al in zijn briljante artikel “Het auteursrecht spoelt weg door het elektronisch vergiet” (Computerrecht 1994/3).Hij gaat nog gelijk krijgen.
Lex Bruinhof is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied intellectuele eigendom.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.