Praktijkgebieden: Intellectuele eigendom
Een belangrijke uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie over downloaden uit illegale bron, vandaag. Internetproviders hoeven geen filters in te bouwen die ervoor zouden zorgen dat het niet meer mogelijk is via peer-to-peer systemen in strijd met het auteursrecht bestanden uit te wisselen. Er is namelijk geen algemene verplichting tot het houden van toezicht op doorgegeven informatie. En het wel aannemen daarvan zou in strijd komen met een stuk of vijf Europese Richtlijnen.
Sabam (kort gezegd: “de Belgische Buma”), had een procedure ingesteld tegen internet-provider Scarlet Extended. Deze fungeerde in het voorgelegde geval uitsluitend als access provider: zij gaf toegang tot het internet aan abonnees: niet meer en niet minder. In de literatuur wordt zo’n provider ook wel aangeduid als “mere conduit” (“loutere doorgever” van informatie). Volgens Sabam is een provider echter, doorgeefluik of niet, bij uitstek in de gelegenheid om maatregelen te nemen om door haar abonnees gepleegde inbreuken op het auteursrecht te beëindigen. Dat eiste zij dan ook van Scarlet. Scarlet zou een filter moeten plaatsen waarmee p2p uitwisseling van auteursrechtelijk beschermde bestanden zou worden uitgefilterd.
Een door de rechter in eerste aanleg aangezochte deskundige had verklaard dat de gevraagde filtering, hoewel lastig, technisch inderdaad mogelijk was. Nou ja… om precies te zijn verklaarde hij: “dat het ondanks talrijke technische hindernissen niet volledig is uitgesloten dat het filteren en blokkeren van illegale uitwisselingen van elektronische bestanden haalbaar is”. Dat was door de rechter niettemin genoeg: hij beval de provider te gaan filteren!
Scarlet ging daarop (uiteraard) in hoger beroep, onder aanvoering van niet alleen technische, maar ook communautaire bezwaren. In het bijzonder: schending van de Richtlijn Elektronische handel (waarin de plichten van providers zijn geregeld) en schending van de Privacyrichtlijn (schending van het communicatiegeheim door monitoring van IP adressen in relatie tot content). Het Hof van Beroep te Brussel moest dus die richtlijnen gaan uitleggen en liet dat (terecht) over aan het HvJEU.
Welnu, het HvJEU wijst allereerst op de Richtlijn Elektronische Handel waar in artikel 15, lid 1 expliciet staat bepaald dat EU lidstaten aan providers “geen algemene verplichting mogen opleggen om toe te zien op de informatie die zij doorgeven of opslaan, noch om actief te zoeken naar feiten of omstandigheden die op onwettige activiteiten duiden”. Het moge zo zijn dat op die manier auteursrecht (een fundamenteel eigendomsrecht) wordt beschermd, maar dat is geen op zichzelf staand belang. Dit moet worden afgewogen tegen andere fundamentele rechten, waaronder de vrijheid van ondernemerschap. En die komt ernstig in de knel als een provider de plicht wordt opgelegd een “permanent, duur en ingewikkeld informaticasysteem in te voeren dat alleen door hem wordt bekostigd, wat overigens strijdig is met de voorwaarden uit artikel 3, lid 1, van richtlijn 2004/48 [de Handehavingsrichtlijn IE rechten, LB ], dat bepaalt dat de maatregelen ter bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten niet onnodig ingewikkeld of kostbaar mogen zijn.“
Daar komt dan nog bij dat invoering van zo’n systeem de privacy aantast, omdat het bijhoudt wat wordt verzonden en dat koppelt aan IP-adressen (die precieze identificatie van de gebruikers mogelijk maken). En óók beperkt het nog eens de vrijheid van informatie, aangezien het mogelijk onvoldoende onderscheid maakt tussen legale en illegale inhoud, zodat de toepassing ervan zou kunnen leiden tot de blokkering van communicatie met legale inhoud. Het Hof legt daarbij uit dat de vraag of een verzending legaal is, ook afhangt van de toepassing van wettelijke uitzonderingen op het auteursrecht, die verschillen van lidstaat tot lidstaat. Bovendien kunnen sommige werken in bepaalde lidstaten tot het publieke domein behoren of kunnen ze door de betrokken auteurs gratis op het internet zijn geplaatst.
Al met al komt het HvJEU tot de indruk dat een verplicht opleggen van zo’n filtersysteem aan providers in conflict komt met de Richtlijn Elektronische Handel, de Richtlijn Auteursrecht in de Informatiemaatschappij, de Handhavingsrichtlijn, en twee Privacyrichtlijnen, allen in onderling verband te beschouwen.
Heeft dit effect voor Nederland? Ja, vooral voor BREIN vermoed ik. Er loopt nog steeds een bodemprocedure in de zaak van BREIN tegen Ziggo en XS4all (die BREIN in 2010 in kort geding verloor en waar ik toen al een blogje over schreef). BREIN wil weliswaar geen filter opdringen aan de providers, maar zij wil wél dat die niet langer The Pirate Bay doorgeven aan hun abonnees. Die eis beknot mogelijk het vrije ondernemerschap wat minder, maar er wordt wél met een kanon op een mug geschoten: iedereen wordt dan van The Pirate Bay afgesloten, niet alleen de inbreukmakers. De Voorzieningenrechter gaf in de kort geding uitspraak al aan daar moeite mee te hebben. Als de bodemrechter bovenstaand arrest meeneemt (en met name het belang van de vrijheid van informatie dat daarin wordt meegewogen) dan ziet dit er voor BREIN niet gunstig uit.
Anyway: op 11 januari weten we meer: voor die datum staat het vonnis gepland.
Lees hier de uitspraak van het HvJEU en hierde perssamenvatting.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.