Praktijkgebieden: Intellectuele eigendom
Ik ben u nog de uitkomst schuldig van het “Darfurnica” geschil, waar ik enkele weken geleden over schreef. Ik meldde toen dat, ongeacht de uitkomst van het aangekondigde kort geding, Louis Vuitton in feite al had verloren. Welnu (zoals u wellicht al uit de pers vernam): dat hebben ze nu ook juridisch.
Louis Vuitton (“LV”) had ter zitting nog wél aangegeven dat het niet haar bedoeling was dat het eerder gegeven zogenaamde “ex parte verbod” zich ook zou uitstrekken over (handelingen met) het schilderij als zodanig. Het ging hen om het al het overige gebruik van het kindje met de Louis Vuitton tas. Dat werd, in de opvatting van LV, als blikvanger gebruikt voor de kunstenares en haar werk. Dáár wilde LV een einde aan zien.
Ook dat ging de Voorzieningenrechter echter te ver. Hij overwoog dat beide partijen een beroep hadden gedaan op een hen toekomend grondrecht. Voor kunstenares Plesner was dat de vrijheid van meningsuiting. Voor LV was het de bescherming van (intellectuele) eigendom. Het grondrecht van Plesner dient in casu zwaarder te wegen volgens de Voorzieningenrechter, want: het door LV ingeroepen modelrecht heeft als hoofdfunctie het verschaffen van een monopolie op het gebruik van een bepaalde vormgeving; het dient niet primair (en misschien wel helemaal niet) ter bescherming van een reputatie; de vrijheid van meningsuiting is een (zeer) groot goed in de democratische samenlevingen van Europa; bij die vrijheid van meningsuiting hoort óók het recht “to offend, shock or disturb” met kunst; Plesner heeft het model functioneel en proportioneel gebruikt, niet commercieel; het was niet haar bedoeling “mee te liften” op de bekendheid van LV; LV moet zich in sterkere mate dan anderen kritisch gebruik laten welgevallen, omdat zij en haar producten zeer bekend zijn en zij die bekendheid ook zelf via advertenties en affichering met beroemdheden aanwakkert.
Dat Plesner de afbeelding in toenemende mate als blikvanger voor haar activiteiten is gaan gebruiken leidt niet tot een ander oordeel. Het is een rechtmatige uiting van een (artistieke) mening en neemt een centrale plaats in in het oeuvre van de kunstenares. De Voorzieningenrechter: “Het verwordt niet reeds door gebruik als blikvanger tot een uiting van ‘puur commerciële aard’, net als ook een krant niet door het nastreven van winst met de door haar gepubliceerde artikelen een minder vergaande bescherming van de vrijheid op [lees: van, LB] meningsuiting moet toekomen. Daarvoor zijn overtuigende bijkomende omstandigheden nodig, die gesteld noch anderszins zijn gebleken.”
Een weloverwogen uitspraak die goed in elkaar zit. Interessant (en mijns inziens ook terecht) dat het “hoge bomen”-criterium, dat wij kennen uit het portretrecht en de bescherming van privacy, hier toepassing vindt ten aanzien van een bekend merk en haar producten. Mooi ook hoe de rechter er in slaagt het “blikvanger”-argument (waar LV misschien toch wel een beetje een punt had -zie ook de plaatjes in de uitspraak) tot de juiste proporties terug te brengen. Daarbij wordt overigens wel duidelijk dat er grenzen zijn voor de kunstenaar, al zijn die in casu niet overschreden.
Ik ben benieuwd of LV in hoger beroep gaat. Mijn advies: niet doen.
Lex Bruinhof is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied intellectuele eigendom.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.