Praktijkgebieden: Intellectuele eigendom
Denkt u bij het lezen van de kop van dit blogje meteen aan verzekeraar Interpolis? Zo ja, dan hoort u in gedachten waarschijnlijk ook meteen de ronkende en toch ietwat slepende stem waarmee de commercials van deze verzekeraar werden ingesproken (zie daarvoor overigens voorál ook de P.S. onder deze blog!). Mede door dat stemgeluid staat de combinatie “Interpolis… Glashelder” in het collectieve geheugen van de Nederlander gegrift. Geeft dat nog bijzondere rechten?
Interpolis meende van wel. Men was bij dit, inmiddels door Achmea geïncorporeerde, bedrijf in ieder geval niet blij toen men er achter kwam dat een ander bedrijf jongstleden april het (gecombineerde woord/beeld) merk “Glashelder” ingeschreven had. Het ging hier om communicatie-dienstverlener Glashelder B.V., die overigens al jaren de gelijknamige handelsnaam voerde en al sinds 2000 over de domeinnaam glashelder.nl beschikte. Interpolis vorderde in kort geding onder meer een verbod op gebruik van de merknaam Glashelder en overdracht van bovengenoemd internet domein.
Had Interpolis dan zelf een ouder merkrecht op “Glashelder”? Nou… niet helemaal. Interpolis heeft weliswaar een aantal woordmerken ingeschreven waar “Glashelder” in vóórkomt, maar het woord zelf heeft zij niet geregistreerd. Registratie als woordmerk zou sowieso lastig zijn: merken die onvoldoende onderscheidend zijn kunnen niet worden ingeschreven en het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE) is daar behoorlijk streng op. Soms komt men daar wel omheen door het woord in een beeldmerk te vatten (zo is het Glashelder B.V. immers ook gelukt). Interpolis probeerde het niettemin alsnog met een spoedinschrijving voor een woordmerk, maar dat leverde inderdaad een voorlopige weigering op van het BBIE wegens onvoldoende onderscheidend vermogen.
In het kort geding gooide Interpolis het dus maar op de stelling dat “Glashelder” zelfstandig onderscheidend vermogen toekomt in de wél als merk gedeponeerde samenstelling “Interpolis. Glashelder.”
De Voorzieningenrechter te Rotterdam keek uiteraard allereerst naar de producten waarvoor de merken van Interpolis en van Glashelder B.V. waren ingeschreven. Die vertonen overduidelijk geen overeenstemming. Daarmee is geen sprake van merkinbreuk als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub a of b (gebruik voor soortgelijke waren en diensten).Ook bij niet soortgelijke producten kan echter merkinbreuk plaatsvinden. Dan moet echter sprake zijn van overeenstemming met een bekend merk in de Benelux, zonder geldige reden, waarbij door de inbreukmaker ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk (artikel 2.20 lid 1 sub c BVIE).
In dat verband had Interpolis (min of meer) aangevoerd dat “Glashelder” op zichzelf was ingeburgerd als bekend merk in de Benelux. De Voorzieningenrechter onderkende dat dit in beginsel mogelijk is en verwees daarbij naar een uitspraak uit 2005 van het HvJEU over de slagzin “Have a Break…”, die u vermoedelijk inderdaad zonder problemen zelf kunt aanvullen. Interpolis had marktonderzoek laten doen dat ook voor “glashelder” op een dergelijke inburgering wees. Volgens Glashelder B.V. was daarbij echter een suggestieve vraagstelling gebruikt en had men bovendien een geluidsfragment met die bovengenoemde bekende stem laten horen. Dat vonden ze niet eerlijk.
De rechter was niet ongevoelig voor deze kritiek en vond het marktonderzoek daarom voor een kort geding te weinig overtuigend. Het feit dat Interpolis jarenlang intensieve en kostbare marketing had gevoerd kon voor de inburgering ook niet overtuigen, nu deze inburgering op de slagzin “Interpolis. Glashelder” was gericht en niet op “Glashelder” als zodanig. En overeenstemming aannemen tussen “Glashelder” enerzijds en “Interpolis. Glashelder” anderzijds, dát was (uiteraard) een brug te ver…
Interpolis moest dus in het stof bijten. De Voorzieningenrechter nam geen merkinbreuk aan. Toch is niet uitgesloten dat Interpolis in een bodemprocedure, met een wat uitgebreider en meer toegespitst marktonderzoek verder zou kunnen komen. De jurisprudentie biedt, zoals door de Voorzieningenrechter terecht geconstateerd, mogelijkheden. Het enige wat nodig lijkt, is dat mensen bij “Glashelder” spontaan “Interpolis” roepen. Dus eh… zo ongeveer zoals men bij “Jazeker!…” … Inderdaad.
P.S.: Laat ik nou altijd gedacht hebben dat de stem die de commercials insprak van uitgever/publicist/recensent Martin Ros was. Een gedachte overigens die door Wikipedia wordt bevestigd (zie onderaan, onder “Trivia”). In het vonnis (zie sub 4.8) wordt echter heus gesproken over Gijs de Lange… Wonderlijk.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.