Praktijkgebieden: Intellectuele eigendom
Vandaag werd maar weer eens duidelijk dat niet-juridische nieuwsdiensten (of ze nu via internet of op papier opereren) juridisch nieuws niet altijd even nauwkeurig brengen. En hun koppenmakers kunnen er al helemaal wat van! “EU Hof: iedereen mag legoblokjes maken” kopt bijvoorbeeld de NRC. Heeft het Hof dat echt gezegd?
Nou… nee. En strikt genomen was de wederpartij in de procedure ook niet de Canadese concurrent Megabrands (al speelde deze wel een rol in de zaak).Wat was er wel aan de hand? Lego heeft geprobeerd zijn bouwsteentje (om precies te zijn: het rode legoblokje) als vormmerk ingeschreven te krijgen in het Europese merkenregister. Ja, ze moesten immers iets: het octrooi dat ze in het verleden hadden is lang en breed verlopen. Het grote voordeel van een merkrecht is dat het nooit hoeft te verstrijken.
Dat vormen een merk kunnen zijn is de lezers van deze blogjes algemeen bekend. Regelmatig heb ik u al vermoeid met het standaardvoorbeeld van het vormmerk: de Wokkel van Smiths (thans: Lays). Geen enkele andere zoutjesfabrikant mag zijn zoutjes de vorm van een wokkel geven: dat alleenrecht ligt bij Lays. Maar dit betekent nog niet dat álle vormen een merk kunnen zijn. Voor een zoutje doet de vorm er eigenlijk niet zo toe. Maar als de vorm wel technisch of functioneel bepaald wordt, is het onwenselijk dat daar een eeuwigdurend monopolie op wordt geboden. Een merk kan eeuwig duren, ik zei het al.
Vandaar dat genoemde Canadese concurrent bezwaar aantekende tegen de registratie van het legoblokje als vormmerk. Dat gebeurde op 21 oktober 1999: twee dagen nadat het vormmerk voor Lego in het register was ingeschreven. De nietigheidsafdeling van het Europese merkenbureau (OHIM) heeft bijna vijf jaar later de inschrijving van het blokje inderdaad nietig verklaard. Zij was van oordeel dat het betrokken merk “uitsluitend bestond uit de vorm van de waar die noodzakelijk was om een technische uitkomst te verkrijgen.” Lego begon daarop een procedure tegen OHIM bij het Gerecht van Eerste Aanleg (GvEA) van de EU. Dat gerecht heeft de beslissing echter vandaag bevestigd.
De gronden van die beslissing zijn wel interessant, maar iets te technisch voor deze blog (liefhebbers klikken hier). Wat ik alleen maar wil aangeven is dat het GvEA zeker niet gezegd heeft dat iedereen nu lego-blokjes mag namaken. Lego kan de blokjes (vooralsnog) niet middels een vormmerk beschermen. Dat is alles. Er is echter ook nog zoiets als “slaafse nabootsing”. Dat leerstuk verbiedt de nabootsing van een product waardoor verwarring ontstaat over de herkomst.
Op dat vlak heeft Lego vorig jaar een heel gevoelige nederlaag geleden bij het Hof Den Bosch (die zaak was eigenlijk veel interessanter en wordt hier beschreven). Centraal stond daar vooral ook de vraag of Lego de eis kan stellen dat namakers toch tenminste andere afmetingen van de blokjes hanteren. “Nee”, zei het Hof, “want de uitwisselbaarheid met echte Legoblokjes gaat voor”. Lego is tegen die uitspraak in cassatie gegaan en wij zijn benieuwd naar de uitkomst daarvan.
Overigens kan Lego ook nog in beroep tegen de GvEA uitspraak; dit is nog geen gelopen race.
Lex Bruinhof is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied intellectuele eigendom.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.