Praktijkgebieden: Intellectuele eigendom
Er is een richtlijn vastgesteld over de maximale vergoeding van proceskosten in Intellectuele Eigendom zaken. Een landelijk overleg van de rechtbanken heeft o.a. bepaald dat voor een eenvoudig kort geding in beginsel maximaal € 6.000,- zal worden vergoed (zie voor de overige tarieven nader hieronder). De richtlijn is een handreiking: er mag door de rechter van worden afgeweken. Die moet dat dan echter wel speciaal motiveren. De richtlijn gaat 1 augustus aanstaande in. Octrooizaken zijn expliciet uitgezonderd: daar komt wellicht nog een speciale richtlijn voor. Ook de behandeling in hoger beroep valt niet onder de richtlijn.
Er staan een paar leuke extra’s in de richtlijn. Zo is expliciet vermeld dat het feit dat onbewust inbreuk is gepleegd op een IE recht geen reden is om niet toch gewoon het maximum aan proceskosten-vergoeding op te leggen. Ook het feit dat de verliezer partij (veel) minder kapitaalkrachtig is dan de winnaar vormt daarvoor geen reden. En de (voor mij onverklaarbare) uitsmijter: als de gevorderde proceskosten niet door de tegenpartij worden bestreden kan gewoon het hele gevorderde bedrag worden opgelegd. Oppassen dus, collegae!
Wij schreven al regelmatig over die proceskosten-veroordeling in IE zaken. U weet dan ook dat het feit dat in IE-zaken “de verliezer geheel betaalt” bijzonder is. Buiten de IE-wereld krijgt de winnaar slechts een forfaitair bedrag, dat doorgaans vele malen lager is dan de werkelijk gemaakte kosten. Die verschillende behandeling is een gevolg van een Europese Richtlijn en heeft al tot toewijzing van forse bedragen geleid.
Dat wij hier vaker over hebben geschreven komt omdat rechters niettemin al snel begonnen met het “matigen” van de geëiste vergoedingen. Zij vonden de door de advocaten bestede en in rekening gebrachte uren in veel gevallen niet redelijk (zie hier een nogal heftig voorbeeld). Dat had, wat hen betreft, best wat minder en dus goedkoper gekund. Hoewel zich bij dat matigen wel een zekere lijn begon af te tekenen waren er toch nog grote verschillen tussen rechters.
Dat is nu per 1 augustus dus afgelopen, althans behoorlijk ingeperkt. De nieuwe richtlijn is overigens tot stand gekomen in overleg met de Nederlandse Orde van Advocaten. De tarieven kunnen halfjaarlijks worden aangepast, indien daar aanleiding toe bestaat.
Voor de volledigheid in het onderstaande de complete indicatietarieven (dan weet u ook waar u aan begint, als u niet zo’n sterke zaak hebt):
“eenvoudig kort geding: maximaal € 6.000overige korte gedingen: maximaal € 15.000eenvoudige bodemzaak zonder repliek en dupliek: maximaal € 8.000overige bodemzaken zonder repliek en dupliek: maximaal € 20.000eenvoudige bodemzaak met repliek, dupliek en/of pleidooi: maximaal € 10.000overige bodemzaken met repliek, dupliek en/of pleidooi: maximaal € 25.000″
Lex Bruinhof is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied intellectuele eigendom.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.