Praktijkgebieden: Intellectuele eigendom
Ik zou deze bijdrage willen beginnen met een klein testje.Ik laat u een plaatje zien (klikt u alstublieft hier; het plaatje komt van de site van boek9). Wellicht herkent u de afgebeelde objecten niet direct. Maar als ik u vertel dat het luidsprekerboxen zijn, wie denkt u dan dat de fabrikant is?
Juist, dat dacht ik al. Bose natuurlijk. En tóch werd het depot van deze boxen als vormmerk eerst geweigerd door het Europese merkenbureau, het OHIM te Allicante. Het OHIM was van mening dat elk onderscheidend vermogen aan deze voortbrengselen ontbrak. En in dat geval kan de vorm van een product niet als merk worden ingeschreven.
Het is niet verwonderlijk dat Bose tegen deze beslissing in beroep is gegaan. Het komt (zeker op het gebied van geluidsinstallaties) niet zo heel vaak voor dat consumenten meteen aan de vorm van een artikel kunnen zien wie de fabrikant is. Maar bij Bose is dat nu juist wél het geval. En daarmee hebben we meteen de kern van de zaak te pakken. Als de consument direct bij het aanschouwen van deze boxen “Bose!” roept, is het wel prettig als de boxen ook inderdaad alleen van Bose kunnen zijn en niet van een concurrent. Anders kan een ander met de eer van Bose’s marketing- en design-inspanningen gaan strijken.
Dat kan natuurlijk binnen de intellectuele eigendom ook wel op andere wijze bestreden worden (denk aan een modeldepot of aan auteursrechtelijke bescherming). Maar zeker in dit geval is een registratie als vormmerk ook heel passend. Het Gerecht van Eerste Aanleg dat uiteindelijk over de geweigerde inschrijving oordeelde, heeft dan ook beslist dat inschrijving als merk is toegestaan.
Het Gerecht overwoog daartoe onder andere dat het onderscheidend vermogen van een merk moet worden bepaald uitgaande van de perceptie van het merk door het relevante publiek, dat bestaat uit de “normaal geïnformeerde en redelijk oplettende en omzichtige gemiddelde consument van deze waren of diensten”. Maar: “In casu dient ermee rekening te worden gehouden dat, gelet op de aard van de betrokken waren en in het bijzonder de duurzame en technologische aard ervan, de gemiddelde consument zeer aandachtig zal zijn bij de aankoop ervan.”
Nu is het zo dat in de jurisprudentie al eerder is uitgemaakt dat de gemiddelde consument niet gewend is om de herkomst van een product louter af te leiden uit de vorm daarvan (of die van de verpakking), zodat het onderscheidend vermogen van een vormmerk lastiger is vast te stellen dan dat van een woord- of beeldmerk.) Dat betekent dat “alleen een merk dat op significante wijze afwijkt van de norm of van wat in de betrokken sector gangbaar is, en derhalve de wezenlijke functie van herkomstaanduiding vervult, […] dus onderscheidend vermogen [heeft] […].”
Maar dát doet zich hier dan ook voor:
“het hoofddeel van de luidspreker [wordt] gevormd door een kegel die lijkt op een potlood of een orgelpijp waarvan het puntige gedeelte is verbonden met een vierkante voet. Verder is een lang rechthoekig paneel bevestigd aan één zijde van deze kegel en wordt daardoor bijgedragen aan de indruk dat het gewicht van dit geheel enkel rust op de punt die nauwelijks is verbonden met de vierkante voet. Aldus vormt dit geheel een opmerkelijk en gemakkelijk te onthouden design.[…] Bijgevolg dient te worden vastgesteld dat het aangevraagde merk op significante wijze afwijkt van wat in de betrokken sector gangbaar is. Het merk bezit immers voldoende specifieke en willekeurige kenmerken die de aandacht van de gemiddelde consument kunnen trekken en deze laatste in staat kunnen stellen, ontvankelijk te worden voor de vorm van verzoeksters waren.”
Bijzonder, onderscheidend genoeg dus om als merk te kunnen dienen. Dat had het OHIM toch ook al wel op het eerste gezicht kunnen zien…
Lex Bruinhof is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied intellectuele eigendom.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.