Praktijkgebieden: Intellectuele eigendom
Je kon er op wachten, natuurlijk. Nu de rechter in intellectuele eigendomszaken desgevraagd de verliezende partij moet veroordelen in de volledige advocaatkosten van de winnaar, kan natuurlijk het verweer worden gevoerd dat die kosten exorbitant zijn. En dan zal de rechter zich daarover moeten uitlaten, aldus impliciet ook een oordeel gevend over de prijs/kwaliteit verhouding van het werk van de ingeschakelde advocaat. En dat is nu dus ook gebeurd.
In een op zichzelf niet opzienbarende uitspraak, oordeelde de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag gisteren dat een meubelhandelaar inbreuk had gemaakt op het auteursrecht en (ongeregistreerd) Gemeenschapsmodelrecht van een meubelontwerper. Zoals sinds enige maanden gebruikelijk (zie eerdere bijdragen hier en hier (slot)), vorderde de ontwerper tevens veroordeling van de meubelhandelaar in de volledige proceskosten. Dat laatste is mogelijk nu Nederland in gebreke is met de tijdige invoering van de Europese Richtlijn 2004/48 EU betreffende handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Omdat Nederland te laat is moet de rechter alvast zoveel mogelijk overeenkomstig die richtlijn recht spreken.
De Richtlijn bepaalt dat als algemene regel “redelijke enevenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, door de verliezende partij zullen worden gedragen, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet“.Welnu: de verliezende partij vond in deze zaak de opgevoerde kosten (advocaatkosten voor 124 uren bestede tijd, in totaal € 32.000,-) helemaal niet redelijk. Zij sprak terzake zelfs van “absurd hoog” en “exorbitant”. Aan de rechter dus de taak om te oordelen of deze kosten ten laste van de wederpartij konden worden gebracht.
De rechter twijfelde er niet aan dat de gestelde 124 uren ook inderdaad door de raadslieden van de ontwerper waren besteed. Hij kwam daarmee op een uurtarief van gemiddeld rond de € 233,-, inclusief BTW. Dat tarief is naar zijn oordeel niet onredelijk. Maar dan komt het:“Maar dat betekent nog niet dat daarmee de gevorderde kosten als redelijk en evenredig hebben te gelden. Het gaat hier immers om een feitelijk en juridisch niet zeer ingewikkelde zaak, die -gelet op hetgeen sedert de toepassing van de handhavingsrichtlijn in vergelijkbare gevallen is gebleken- door (of liever gezegd: juist door) een in dit soort zaken gespecialiseerd advocatenkantoor moet kunnen worden behandeld voor aaanzienlijk geringere kosten. Dat in aanmerking genomen kunnen dergelijke kosten in redelijkheid niet meer dan € 15.000,– hebben bedragen“.
De rechter matigt de te betalen vergoeding derhalve tot 15.000 euro, in feite aangevend dat deze klus (juist door een gespecialiseerd kantoor –Ouch!) in de helft van de gerekende tijd had kunnen worden geklaard. Hij baseerde zich daarbij mede op wat in andere zaken tot dusver is toegekend.
Misschien een leuke afstudeeropdracht om eens in kaart te brengen wat er onder de (vooruitlopende) toepassing van de Handhavingsrichtlijn zoal aan vergoedingen wordt toegekend en wat men aannemelijk moet maken om boven het gemiddelde uit te komen.
Lex Bruinhof is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied intellectuele eigendom.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.