Praktijkgebieden: Intellectuele eigendom
… en dus kan het roemruchte boek “De Endstra tapes” gewoon in de handel blijven. Dit oordeelde de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam gisteren in het kort geding dat de zonen (en erven) van Endstra hadden aangespannen tegen de uitgever van het boek en de twee Parool-journalisten die het hebben opgetekend. Zoals bekend gaat het in “De Endstra tapes” om een weergave van gesprekken die wijlen Willem Endstra voerde met rechercheurs van de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) van de Amsterdamse politie. De zonen hadden gesteld dat de interviews moesten worden aangemerkt als auteursrechtelijk beschermde werken. Omdat over de publicatie geen overleg was gevoerd met de auteursrechthebbenden (zijzelf, door erfopvolging) zou de publicatie onrechtmatig zijn.
In de auteursrechtelijke literatuur wordt alom aangenomen dat op een interview auteursrecht bestaat. Het valt zelfs keurig onder te brengen in één van de werken-categorieën van artikel 10 van de Auteurswet: de mondelinge voordracht. Daartoe is vooral aanleiding als het een vrijwel letterlijk opgetekende stroom van woorden van de geïnterviewde betreft (zoals hier). Het auteursrecht, indien aanwezig, ligt dan al snel uitsluitend bij die geïnterviewde.
Ik schrijf echter niet voor niets: het auteursrecht indien aanwezig. Gisteren legde ik het nog uit aan mijn studenten: Een bepaald voortbrengsel kan nog zo mooi in één van de categorieën van artikel 10 Aw. vallen, dat enkele feit leidt nog niet tot auteursrechtelijke bescherming. Vereist is eerst en vooral dat het voortbrengsel aan de zogenaamde “werk-toets” voldoet, dat wil zeggen: dat het een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt.
En dát nu, was volgens de rechter hier niet het geval. “Het enkele feit dat iemand in een gesprek op een bepaalde manier spreekt“, aldus de rechter, “verleent hem nog geen auteursrecht op dat gesprek. Een gewoon gesprek is doorgaans geen werk, dat auteursrechtelijk beschermd wordt. Voor auteursrecht op een gesprek is nodig dat voor de vorm van dat gesprek creatieve keuzes worden gemaakt.“En die zijn volgens de rechter niet gemaakt. “De gesprekken werden gevoerd met als doel om justitie informatie te verschaffen, teneinde te kunnen optreden tegen de afpersing van Endstra […]. Het doel van de gesprekken was dan ook niet het vormgeven van een verhaal. De gesprekken die Endstra met de rechercheurs van de C.I.E. heeft gevoerd zijn aan te merken als zakelijke informatieoverdracht, waarbij Endstra weliswaar op eigen wijze heeft gesproken in een soort vraag- en antwoordmodel, hij heeft hierbij echter voor de vorm van het gesprek geen creatieve keuzes gemaakt. In de wijze waarop Endstra zijn verhaal heeft verteld komt immers niet tot uiting dat hij bewust een geestelijke creatie wilde scheppen door zijn verhaal een bepaalde vorm te geven. Er kan dan ook niet vanuit worden gegaan dat Endstra er bewust voor heeft gekozen zijn verhaal op deze manier, in deze vorm en in deze specifieke omgeving te doen. “
Is dit een bevredigende uitspraak? Ik ben daar nog niet uit. In eerste reacties in kringen van auteursrecht-beoefenaars wordt al gewezen op het feit dat het in ieder geval niet zo mag zijn dat beslissend is of een maker bewust creatieve keuzes heeft gemaakt. Daar ben ik het mee eens. Een werk kan ook best min of meer “toevallig” ontstaan, als het maar een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Voor dat laatste zijn creatieve keuzen van belang, maar dat betekent nog niet dat men die creatieve keuzen ook bewust moet hebben gemaakt. Vloeit ware kunst niet ook vaak voort uit het onderbewuste?
De vraag is echter of de rechter haar oordeel werkelijk heeft gebaseerd op het feit dat geen bewuste creatieve keuzen zouden zijn gemaakt. Het kan ook zijn dat zij gewoon te weinig oorspronkelijkheid en persoonlijk karakter in de woorden van Endstra zag en deze bestempelt als een “zakelijke informatieoverdracht”. Dat is een afweging die ik verder niet kan beoordelen, omdat ik het boek niet heb gelezen. Het is wel het type afweging dat heel makkelijk door een rechter in hoger beroep weer geheel anders gemaakt zou kunnen worden…
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.