Praktijkgebieden: Intellectuele eigendom
Vandaag is een uitspraak gepubliceerd van het Arnhemse Gerechtshof over de vraag of een keten van snelschoenmakers “Bumarechten” moest betalen. “Bumarechten” is de term die in het spraakgebruik wel wordt gebruikt om de vergoedingen aan te duiden die verschuldigd zijn aan de vereniging Buma voor het openbaar maken van muziekwerken. Die verschuldigdheid komt voort uit het feit dat Buma het wettelijk monopolie heeft om auteursrechtelijke toestemming te geven voor dergelijke openbaarmaking. Buma doet dat graag, maar stelt wel als voorwaarde dat er een jaarlijkse vergoeding betaald wordt. In ruil daarvoor mag men dan het hele wereldrepertoire laten horen.
Soms proberen bedrijven en instellingen onder betaling uit te komen door te stellen dat men helemaal niet “openbaar maakt”, of dat althans niet tot doel heeft. Okee, er is muziek te horen, maar dat is ten behoeve van de eigenaar zelf, of van het personeel (en veelal ook nog eens op hun initiatief). Dat anderen meeluisteren zorgt dan toch niet voor openbaarmaking, en dus hoeft er toch niet betaald te worden?
Het criterium om hier de knoop door te hakken is door de Hoge Raad geformuleerd in een beroemd proefproces uit 1979. Het betrof een wasserij waar een werkneemster in de bedrijfshal een transistorradio had aanstaan. Ook enkele collega's konden de muziek horen. De eigenaar van de wasserij kreeg een rekening van Buma, maar weigerde die te betalen.In deze zaak kwam de Hoge Raad tot de standaardregel dat wanneer iemand uitsluitend voor zijn eigen genoegen muziek ten gehore brengt het feit dat er ook anderen zijn die deze muziek kunnen horen alleen dan tot gevolg heeft dat van openbaar maken in de zin van de Auteurswet moet worden gesproken als hij er een beroeps- of soortgelijk belang bij heeft dat ook anderen die muziek kunnen horen. De medewerkster had dat belang niet en de baas had de radio niet verschaft.
In Arnhem was de kernvraag dus: heeft de eigenaar van de keten zo'n beroeps- of soortgelijk belang? De situatie was vergelijkbaar met die in de wasserij, alleen nu ook nog met echt publiek erbij. De winkels van de keten bestaan uit één ruimte, waar de klant wacht en de schoenmaker werkt. Er klinkt muziek, maar het geluid van machines is vaak duidelijk aanwezig. Volgens de exploitant is er eerst en vooral sprake van schoenmakerswerkplaatsen en slechts voor een ondergeschikt deel van verkoop- en wachtruimte. Iedere winkel wordt door slechts één medewerker bemand en die moet doorlopend in de ruimte aanwezig zijn. Er is geen afgescheiden personeelskantine, dus de medewerker brengt ook zijn pauzes in die ruimte met de machines door. Het geluid van de radio overstemt volgens de exploitant nooit het lawaai van de machines. Dat kan ook helemaal niet, want dan er zou er geen verstaanbaar gesprek meer met de klanten kunnen worden gevoerd. Het is een noodgedwongen situatie dat de klanten de muziek (een beetje) kunnen horen.
Het Hof dacht daar echter anders over (net als de rechter in eerste aanleg) en steunde daarbij sterk op wat de Buma controleurs hadden verklaard. Die hadden drie filialen bezocht (sommige meerdere malen). De machines stonden daarbij niet altijd aan en de muziek was steeds duidelijk te horen. In een geval kwam deze uit speakers in het plafond. Verder is vastgesteld dat de geluidsapparatuur steeds door de eigenaar ter beschikking was gesteld van het personeel. Dat alles was voor het Hof voldoende om te beslissen dat de eigenaar duidelijk hoorbare achtergrondmuziek deed klinken ten behoeve van de werknemers en van het publiek. Het beroepsbelang was daarmee gegeven en dus was er sprake is van openbaarmaking.De stelling dat de muziek noodgedwongen hoorbaar was werd door het Hof niet gevolgd. Volgens het Hof is het “heel wel mogelijk om de werknemers naar muziek te laten luisteren tijdens het werk zonder dat deze muziek door de winkelruimte klinkt”.
Hoe dat onder de gegeven omstandigheden gerealiseerd zou moeten worden wordt niet vermeld. Zelf kan ik mij daarbij niet veel anders voorstellen dan een koptelefoon. Maar dat communiceert wel weer lastig met de klanten…
Lex Bruinhof is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied intellectuele eigendom.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.