Praktijkgebieden: Bouwrecht
De Nieuwe Regeling 2005 (DNR 2005), opgesteld door de BNA en de ONRI ter vervanging van de SR 1997 en de RVOI 2001, bevat een eenduidige, beknopte en transparante regeling voor de verhouding opdrachtgever en ontwerpende partijen. Toepassing ervan verdient aanbeveling. Onverkorte toepassing ervan kan echter voor architecten vervelende consequenties hebben.
Lees ook: De Nieuwe Regeling 2011 (DNR 2011)
In artikel 11, lid 4 van de DNR 2005 is namelijk bepaald dat de architect rekening houdt met de voor de opdracht van belang zijnde publiek- en privaatrechtelijke regelingen, waarvan het bestaan van algemene bekendheid onder architecten mag worden verondersteld. Dat is logisch: zonder kennis van regelgeving kan niet geadviseerd worden. Daardoor is de invloed van regelgeving op het dagelijkse doen en laten te groot geworden.
Volgens de toelichting op deze bepaling betekent dit echter niet dat bij iedere opdracht van de architect wordt verwacht dat hij alle regelgeving paraat heeft. De toelichting geeft vervolgens echter een voorbeeld waaruit het tegendeel volgt.
Het voorbeeld luidt als volgt: in ziekenhuizen wordt gewerkt met radioactieve stoffen, die op een gegeven ogenblik afvalstoffen worden en op de een of andere manier opgeslagen dienen te worden alvorens ze uit het ziekenhuis afgevoerd worden. De opslag van de radioactieve stoffen in de verschillende stadia is onderworpen aan regelgeving.
De toelichting zegt dan dat van een bij het ziekenhuis betrokken ontwerper niet wordt verwacht dat hij deze regelingen inhoudelijk kent, maar wel dat hij van het bestaan weet. Hij wordt dan ook geacht kennis te nemen van deze regelgeving opdat hij de opdrachtgever juist en voldoende kan informeren. Hij zal, aangesproken bijvoorbeeld omdat hij geen voorzieningen trof, geen verweer kunnen ontlenen aan de stelling dat hij nimmer een ziekenhuis ontwierp of aan de stelling dat deze regelgeving niet van algemene bekendheid is onder adviseurs, aldus de toelichting.
Op deze wijze wordt in drie stappen alsnog tot de conclusie gekomen dat de architect volgens de DNR 2005 volledig inhoudelijk op de hoogte dient te zijn van alle toepasselijke regelgeving. Immers, ten eerste moet hij van het bestaan van de regelingen weten, ten tweede moet hij daarvan kennis nemen en ten derde moet hij de opdrachtgever juist en voldoende informeren.
Het komt nogal eens voor dat later in de ontwerpfase aanpassingen nodig zijn tengevolge van publiekrechtelijke voorschriften. Gezien de toelichting op artikel 11, lid 4 dreigen de nadelige gevolgen hiervan voor de architect te komen indien dit artikel onverkort van toepassing zou blijven. Het verdient daarom aanbeveling dat een architect bij het aanvaarden van een opdracht de regelingen waarmee hij rekening zal houden met name noemt. Dit zou kunnen door de aanhef van artikel 5 van de basisopdracht als volgt aan te passen: "In afwijking van artikel 11, lid 4 DNR houdt architect uitsluitend rekening met de volgende wettelijke regelingen: …"
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.