Praktijkgebieden: Mediarecht
De Voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag heeft vanochtend uitspraak gedaan in het kort geding dat door een viertal moslims was aangespannen tegen Ayaan Hirsi Ali. De eisers vorderden o.a. dat mevrouw Hirsi Ali zou worden verboden het tweede deel van de film Submission uit te brengen, of -subsidiair- dit slechts toe te staan nadat een door de Rechtbank te benoemen deskundige zou hebben geoordeeld dat de film geen voor moslims godslasterlijke, grievende of beledigende elementen bevat. Daarnaast vorderden zij dat haar zou worden verboden in het openbaar grievende of beledigende uitlatingen te doen over moslims en grievende of godslasterlijke uitlatingen te doen over de islam, of de profeet Mohammed. Tenslotte zou zij op de voorpagina van twee landelijke dagbladen een rectificatie dienen te plaatsen betreffende eerder gedane uitlatingen.
De eisers beriepen zich in belangrijke mate op het bepaalde in artikel 10, lid 2 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het eerste lid van dat artikel bevat het grondrecht op vrijheid van meningsuiting. Het tweede lid voorziet echter in de mogelijkheid daar beperkingen op aan te brengen. Deze beperkingen moeten dan bij wet zijn voorzien en noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. Volgens eisers biedt dit tevens de mogelijkheid de religieuze gevoelens van een bevolkingsgroep te beschermen.
De Voorzieningenrechter heeft alle vorderingen afgewezen, o.a. verwijzend naar de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM; de hoogste rechter voor de uitleg van het EVRM). Hij overwoog dat bij de uitleg van het EVRM groot belang wordt gehecht aan de bescherming van de vrijheid van meningsuiting. Slechts in uitzonderlijke gevallen wordt het nodig geacht om verbodsbepalingen te handhaven of sancties op te leggen. Het EHRM huldigt het uitgangspunt dat de vrijheid van expressie en informatie een noodzakelijke pijler vormt voor een democratische samenleving, waarin plaats moet zijn voor meningen, denkbeelden en informatie die hinderlijk kunnen zijn voor de overheid of voor bepaalde groepen in de samenleving. Naar het oordeel van de Voorzieningenrechter is in casu geen sprake van zo’n uitzonderlijk geval als bovenbedoeld waar een verbod aan de orde zou kunnen zijn.
Ten aanzien van de film Submission Part I overwoog de rechter onder meer dat de visie van mevrouw Hirsi Ali over het botsen van enkele basisprincipes van de islam en oude gewoonten van specifieke etnische groepen, met elementaire waarden en normen van de Nederlandse samenleving op zichzelf niet onrechtmatig is jegens de eisers. Dit geldt ook voor de wijze waarop zij (Koranteksten in) de film Submission Part I gestalte heeft gegeven. Onder andere om die redenen is er geen aanleiding een verbod uit te spreken op een nieuwe film (of deze eerst door een deskundige te laten bekijken).
Ten aanzien van de overige vorderingen overwoog de rechter onder andere als volgt.Indien de uitlatingen van gedaagde uit hun verband worden gehaald gaan zij een eigen leven leiden. Dat valt mevrouw Hirsi Ali echter niet aan te rekenen. Daarnaast is niet aannemelijk gemaakt dat zij bewust het oogmerk heeft gehad om eisers te kwetsen, te beledigen of godslasterlijke uitlatingen te doen over het islamitische geloof. Het feit dat de eisers dat wel zo hebben ervaren kan niet zonder meer aan haar worden tegengeworpen.Mevrouw Hirsi Ali kiest volgens de rechter in het kader van haar strijd tegen de vrouwenonderdrukking en -mishandeling bewust voor een methode die prikkelt en aanzet tot een debat over hervorming van de islam. Een zekere mate van overdrijving is daarbij niet zonder meer ongeoorloofd. Wel dient zij bij haar woordkeuze voorzichtig te zijn en “de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit niet uit het oog te verliezen”. Tot op heden is zij daarbij binnen de grenzen gebleven, maar het gebruik van termen als “pervers” en “pedofiel” lijkt naar het oordeel van de rechter niet voor (veelvuldige) herhaling vatbaar.
Lex Bruinhof is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied mediarecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.