Praktijkgebieden: Intellectuele eigendom
De Rechtbank Den Haag heeft vorige week zijn eindvonnis gewezen in een procedure tussen de Nederlandse dagbladen en de Staat der Nederlanden. Inzet was het feit dat diverse ministeries krantenartikelen laten scannen en deze verwerken in een aan hun ambtenaren beschikbaar gestelde digitale knipselkrant. Zo'n krant is te raadplegen via het intranet van het betreffende ministerie. Althans… was te raadplegen, want van de Haagse Rechtbank mag het niet…
Krantenuitgevers houden niet van knipselkranten. Dat is logisch: het gaat hier immers in de kern toch om een hergebruik van (gedeelten van) hun product dat op deze manier gratis aan belangstellenden wordt aangeboden. Auteursrechtelijk zou dat volgens de basisregels betreffende openbaar maken en verveelvoudigen ook helemaal niet kunnen. Maar op die basisregels bestaan uitzonderingen en een daarvan is de zogenaamde “persexceptie“. Artikel 15 van de Auteurswet staat toe dat nieuwsberichten en dergelijke die in de media zijn openbaar gemaakt onder bepaalde voorwaarden door diezelfde media mogen worden overgenomen. De Hoge Raad had in een procedure uit 1995 al uitgemaakt dat een fysieke knipselkrant ook onder die persexceptie valt. Maar geldt dat ook voor een digitale knipselkrant? Daar ging deze procedure over en het antwoord van de Haagse Rechtbank is: “nee”.
In september 2004 is de Nederlandse Auteurswet aangepast aan de eisen van de EU Richtlijn betreffende Auteursrecht in de Informatiemaatschappij. Het bovengenoemde artikel 15, onderging daarbij enkele wijzigingen. Zo luidt de tekst sedertdien dat het artikel toepasselijk is op artikelen en dergelijke die in een “dag-, nieuws- of weekblad, tijdschrift, radio- of televisieprogramma of ander medium dat eenzelfde functie vervult,zijn openbaar gemaakt”. De Rechtbank Den Haag stelt in zijn vonnis dat dit artikel “richtlijnconform moet worden geïnterpreteerd”. Dat betekent dat bij de uitleg ervanmoet worden gekeken naar wat de makers van de Europese Richtlijn voor ogen stond. Zou deze van mening zijn geweest dat een digitale knipselkrant ook een medium is alsbedoeld in artikel 15?
De Rechtbank meent van niet. In de Europese Richtlijn is namelijk over alle uitzonderingen op de normale auteursrechtelijke regels een algemene toets gelegd, de zogenaamde drie-stappen-toets. Dergelijke uitzonderingen mogen alleen worden toegepast (1) in bijzondere gevallen, (2) mits daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van werken en (3) de wettige belangen van de rechthebbende niet onredelijk worden geschaad. De Rechtbank vindt dat door de digitale knipselkranten-praktijk van de Staat de normale exploitatie door de uitgevers in gevaar komt (stap 2). Daar hoort volgens de Rechtbank namelijk ook de digitale exploitatie voor de zakelijke of professionele markt bij.Zelfs als dat niet zo zou zijn (omdat de kern voor die uitgevers tot op heden in een papieren exploitatie ligt) dan geldt volgens de Rechtbank nog altijd dat de uitgevers op onredelijke wijze in hun belangen worden geschaad (stap 3). De digitale vorm van de knipselkranten brengt immers allerlei extra mogelijkheden van raadpleging met zich mee middels zoek- en archiveringsfuncties. En daar zouden de uitgevers nu juist leuk nieuwe markten mee kunnen aanboren!De Staat geeft door de digitale knipselkranten bovendien het slechte voorbeeld, zo meent de Rechtbank. Wat weerlet de private sector om de overheid na te volgen en aldus geen digitale informatieproducten op maat van de uitgevers af te nemen?
Het is bijzonder interessant dat de Rechtbank in deze uitspraak zelf rechtstreeks de bovengenoemde “driestappentoets” uit de Richtlijn heeft toegepast. Dat smaakt naar meer: het wachten is op de volgende auteursrechthebbende die die op basis van de driestappentoets een tot dusver erkende uitzondering op het auteursrecht te lijf gaat.Daarnaast zullen ook andere aanbieders van digitale knipselkranten (waaronder de Orde van Advocaten!), in afwachting van een eventueel hoger beroep in deze zaak, op hun tellen moeten passen…
Zie ook de update bij dit artikel d.d. 25/11/2005.
Lex Bruinhof is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied intellectuele eigendom.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.