icon

Advertentie recherchebureau onrechtmatig jegens advocate

De Voorzieningenrechter te Arnhem deed vrijdag uitspraak in een opmerkelijke zaak. Een recherchebureau had in een aantal kranten in het Oosten en Zuiden van het land een advertentie geplaatst waarin het een beloning van 10.000 euro uitloofde voor degene die kon zeggen waar een met name genoemde advocate, werkzaam bij een eveneens met name genoemd advocatenkantoor, zich op 4 oktober 2001 had bevonden. Deze advertentie trok uiteraard de aandacht en gaf aanleiding tot verdere publiciteit in de landelijke pers en op de lokale televisie in Gelderland. De advocate en haar kantoor waren daar vanzelfsprekend niet blij mee en begonnen een kort geding.

De detective betwiste dat alle in de pers verschenen publicaties aan zijn mededelingen waren toe te rekenen. De Voorzieningenrechter ging daar tot op zekere hoogte in mee. De publicaties waarvan dit wel kon worden vastgesteld, alsmede de advertentie als zodanig waren voor de Voorzieningenrechter echter voldoende om onrechtmatigheid aan te nemen. Dit gebeurde na de in dit soort zaken gebruikelijke afweging tussen enerzijds het belang van advocate en kantoor om niet te worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen en anderzijds het belang van de samenleving dat misstanden aan de kaak worden gesteld.
De rechter was van oordeel dat de publicatie bepaald niet als zakelijk, neutraal en kleurloos kon worden bestempeld. De beloning en de mededeling dat reacties naar een recherchebureau moesten worden gestuurd en vertrouwelijk behandeld zouden worden maakten deze op zijn minst genomen verdacht makend tegenover de advocate en haar kantoor.

Daarbij was van belang dat de detective geen enkel inzicht heeft willen geven in de beweegredenen achter de advertentie. Daarmee kon niet duidelijk worden of hij, dan wel zijn (onbekend gebleven) opdrachtgever, een goede reden had voor de advertentie en evenmin of die reden steun vond in enig feitenmateriaal. En al helemaal niet of dat feitenmateriaal zodanig was dat dit een dusdanig suggestieve publicatie zou kunnen rechtvaardigen. Bovendien begreep de rechter niet waarom de gevraagde informatie niet op meer gebruikelijke wijze had kunnen worden verkregen. Zo was bijvoorbeeld niet gebleken dat navraag was gedaan bij de advocate zelf of bij de plaatselijke deken van de orde van advocaten.

Het recherchebureau had aldus onrechtmatig gehandeld jegens de advocate en haar kantoor en moet rectificeren, onder andere met de tekst: 'Met de plaatsing van deze advertentie heb ik ten onrechte de suggestie gewekt dat [naam advocate] op die datum op welke wijze dan ook onjuist zou hebben gehandeld, tegenover wie dan ook. Deze suggestie is onjuist.'

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Advertentie recherchebureau onrechtmatig jegens advocate

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief