Praktijkgebieden: Intellectuele eigendom
De Rechtbank Amsterdam heeft vandaag uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen de Staat der Nederlanden en Kijkshop. Uitgesproken is dat Kijkshop onrechtmatig heeft gehandeld door een “portret” van premier Balkenende onder verwijzing naar zijn naam op te nemen in haar folders en op posters in de winkel.Inzet van de procedure was de moederdagfolder van Kijkshop uit het voorjaar van 2004, waarin de premier was afgebeeld als peuter met een pakje op schoot. De payoff luidde:“Zonder verkoper shopt J-Peetje goedkoper”.
De Rechtbank was van mening dat de afbeelding van het gezicht van Balkenende de karakteristieke kenmerken van Balkenende vertoonde (haardracht, bril, gelaatsuitdrukking), zodat sprake is van een portret in de zin van de Auteurswet. Dit portret is gebruikt in een “commerciële reclame-uiting”. Dat brengt automatisch al met zich mee dat de geportretteerde zich daartegen kan verzetten. (Wie wil weten hoe dat zit moet even terug naar de bijdrage die ik in November al schreef over deze zaak; toen naar aanleiding van het hergebruik van de afbeelding in de Sinterklaasfolder van Kijkshop.)Het feit dat het hier gaat om een politicus, die het gebruik van zijn portret niet kan commercialiseren (zoals bijvoorbeeld een voetballer) maakt dit volgens de Rechtbank niet anders. Ook is niet nodig dat het publiek zou denken dat Balkenende zijn persoonlijke medewerking aan de reclame-campagne heeft verleend of daarvoor geld heeft ontvangen. Het enkele ontstaan van een (al dan niet bewuste) associatie tussen Balkenende en de producten van de Kijkshop is al genoeg. Bovendien zijn de afbeelding en de slagzin denigrerend voor Balkenende.
De Staat had (subsidiair) een tweetal berekeningen gemaakt om te bepalen welke schadevergoeding in dit geval betaald zou moeten worden. De ene ging uit van de door Kijkshop met de campagne gemaakte winst en kwam uit op 330.000 euro. De andere haakte aan bij het aantal verspreide folders (ad 2,5 eurocent per folder) en posters (ad 10 euro per poster) en kwam uit op 186.100 euro. De Rechtbank wees echter in het geheel geen schadevergoeding toe en overwoog daarbij het volgende: “Nu Balkenende in beginsel niet over zogenaamde verzilverbare populariteit beschikt, komt alleen de door hem geleden immateriële schade voor vergoeding in aanmerking. Redelijkerwijs wordt Balkende op dit punt, met de toewijzing van de gevraagde verklaring voor recht, geacht voldoende schadeloos te zijn gesteld.” Kortom: het feit dat hij (of beter: de Staat namens hem) gelijk heeft gekregen zou voldoende moeten zijn.
In mijn bijdrage uit november wees ik nog op twee andere aspecten van de zaak. Allereerst het opvallende feit dat Balkenende niet zelf de procedure voerde, maar dit door de Staat liet doen. En ten tweede het mogelijke verweer van Kijkshop dat zij gebruik maakte van haar vrijheid van meningsuiting. Op beide aspecten is de Rechtbank ingegaan. Daarover meer in een update bij dit artikel.
Lex Bruinhof is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied intellectuele eigendom.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.