Praktijkgebieden: ICT en internetrecht
De vrijheid van meningsuiting stond de laatste maanden veel in de belangstelling. De nadruk lag daarbij veelal op het op strafrechtelijke basis ingrijpen tegen bepaalde uitingen in de media. In dat kader kreeg bijvoorbeeld het godslasterings-artikel uit de strafwet veel aandacht. In verreweg de meeste gevallen wordt echter civielrechtelijk ingegrepen tegen uitingen in de media die een bepaalde persoon onwelgevallig zijn. Iemand hoeft zeker niet alles te accepteren wat over hem of haar wordt beweerd of geschreven. Bepaalde uitingen kunnen onrechtmatig zijn, bijvoorbeeld omdat ze onwaar zijn, of omdat ze “nodeloos grievend” zijn geformuleerd.Met de opkomst van internet zijn de mogelijkheden om dingen “aan de kaak te stellen” sterk toegenomen. Daarvan wordt veel gebruik gemaakt, de laatste tijd ook in niet onbelangrijke mate op weblogs en soortgelijke sites. Natuurlijk kan het slachtoffer daarop reageren met een civielrechtelijke procedure tot rectificatie of schade-vergoeding. Maar zou het veelal niet veel effectiever zijn de betrokkene het recht te geven in hetzelfde medium en met dezelfde exposure op de aantijgingen te reageren?
Dat moet men in Europese kringen ook hebben gedacht. Het Comité van Ministers van de Raad van Europa (de 46 lidstaten tellende organisatie die zich vooral bezig houdt met de rechten van de mens in Europa) heeft een aanbeveling opgesteld voor een nieuwe richtlijn. Deze houdt in dat de wetgevende macht van de lidstaten maatregelen moeten nemen om te bewerkstelligen dat in heel Europa een recht op repliek wordt geïntroduceerd voor personen over wie onjuiste informatie wordt verspreid. De repliek zou op dezelfde wijze moeten worden gepubliceerd als de oorspronkelijke aantijging, zodat deze hetzelfde publiek kan bereiken met dezelfde impact.
Een recht op weerwoord dus, vast te leggen in de nationale wetgeving. Maar… hebben we dat al niet in Nederland? Dat wordt vaak gedacht, maar het is niet zo. Weliswaar zal een verstandige journalist (of weblogger!) altijd contact opnemen met de betrokkene om zijn of haar kant van het verhaal te horen en daarvan verslag te doen. Op die manier kan een uiting die anders onrechtmatig geacht zou moeten worden in bepaalde gevallen zelfs toch door de beugel, zo leert de jurisprudentie. Het al dan niet bieden van weerwoord staat echter geheel ter beslissing aan degene die publiceert. Er is vooralsnog dus geen rechtens afdwingbaar recht op een weerwoord. Als de aanbeveling van het Comité van Ministers wordt overgenomen zou dat binnenkort anders kunnen worden.
(Wie geïnteresseerd is in de bestaande regels betreffende wat wel en niet toelaatbaar is in media-uitingen kan hier klikken voor een samenvatting die ik opstelde ten behoeve van mijn studenten informatierecht.)
Lex Bruinhof is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied ict en internetrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.