Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Werkgevers hebben een plicht om bepaalde gegevens aan werknemers te verschaffen, de informatieplicht. De Hoge Raad oordeelde op 13 december 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1871) dat een schending van de informatieplicht ten aanzien van een bonusregeling meeweegt bij de beoordeling hoe de bonusregeling moet worden uitgelegd.
Een werknemer van een beveiligingsbedrijf maakte op basis van de bonusregeling van zijn werkgever aanspraak op een bonus. Tijdens de sollicitatieprocedure is de werknemer een ‘booklet’ overhandigd met de compensatie de werknemer kon behalen, waarbij de hoogte van de van de compensatie afhankelijk was van het aantal ‘sales’. Verder bepaalde de arbeidsovereenkomst dat de werknemer in aanmerking kwam voor een bonus bovenop zijn salaris. De voorwaarden voor de bonus zouden in een addendum worden vastgesteld, maar dit is nooit gebeurd. De werknemer meende dat het bonusbedrag waarop hij recht had als aanvulling op zijn basissalaris diende te worden uitgekeerd volgens de bepaling uit zijn arbeidsovereenkomst, terwijl de werkgever zich onder verwijzing naar het booklet op het standpunt stelde dat de werknemer slechts recht had op de bonus voor zover dit bedrag zijn basissalaris overtrof. Het hof oordeelde in het voordeel van de werknemer, mede omdat de werkgever haar informatieplicht ten aanzien van de informatieplicht had geschonden.
De Hoge Raad stelt voorop dat de informatieplicht voortkomt uit een Europese Richtlijn die ten doel heeft voor werknemers een voldoende mate van transparantie en voorspelbaarheid wat betreft hun arbeidsvoorwaarden te waarborgen. In deze procedure is niet bestreden dat de bonusregeling onder de informatieplicht valt.
De Hoge Raad oordeelt dat het strookt met het doel van deze Richtlijn om in het geval dat een werknemer een vordering tegen zijn werkgever instelt over de uitleg van een bepaling in de arbeidsovereenkomst, en waarbij het de vraag is of de werkgever aan zijn informatieplicht ten aanzien van deze bepaling heeft voldaan, de werkgever te belasten met de bewijslast dat dit het geval is. Echter, wanneer de werkgever niet kan bewijzen dat aan de informatieplicht is voldaan, betekent dit niet dat de bonusregeling moet worden uitgelegd in het voordeel van de werknemer. De uitleg moet plaatsvinden aan de hand van de Haviltex-maatstaf. Mede gelet op het doel van de informatieplicht geldt een schending van de informatieplicht wel als omstandigheid die bij de uitleg in aanmerking moet worden genomen, aldus de Hoge Raad.
Geregeld ontstaat discussie tussen werkgevers en werknemers over de uitleg van een bepaling uit een bonusovereenkomst. Onderhavige uitspraak creëert geen algemeen kader, maar maakt wel duidelijk dat een schending van de informatieplicht mee kan wegen bij de uitleg van de bonusovereenkomst. Welke uitleg prevaleert is uiteindelijk afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de overige contractuele afspraken in de arbeidsovereenkomst.
Heeft u vragen over de uitspraak van de Hoge Raad of over uw bonusovereenkomst? Neem gerust contact op. Wij denken graag met u mee.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.