Praktijkgebieden: Bestuursrecht, Ruimtelijke ordening, Vastgoed
De overheid gebruikt naast het publiekrecht ook privaatrechtelijke instrumenten om haar publieke doelstellingen te verwezenlijken. Dat gaat niet altijd goed, is in een eerdere blog besproken. De Hoge Raad heeft recent een arrest (ECLI:NL:HR:2023:497) gewezen over de vraag of en in hoeverre van het privaatrecht gebruik kan worden gemaakt.
De gemeente Kaag en Braassem vorderde verwijdering van een woonark van het waterperceel waarop zij rechthebbende was. Publiekrechtelijk gezien verzette het bestemmingsplan zich aanvankelijk niet tegen de aanwezigheid van de woonark op de betreffende ligplaats. Na de wijziging van het bestemmingsplan was die aanwezigheid onder het overgangsrecht toegestaan. Ook stond vast dat voor de aanwezigheid van de woonark geen vergunning was verleend maar deze was ook niet vereist. Het Gerechtshof Den Haag oordeelde dat de gemeente dan misbruik van bevoegdheid maakte door de inzet van het privaatrecht gericht op beëindiging van de aanwezigheid van de woonark. Volgens het Gerechtshof wendt de gemeente haar eigenaarsbevoegdheden aan om te voorkomen dat de woonark wordt beschermd door het overgangsrecht en heeft zij geen (zwaarwegend) eigen belang heeft om het gebruik van het waterperceel niet langer toe te staan.
De Hoge Raad vernietigt het arrest. De Hoge Raad stelt vast dat in het onderhavige geval de aanwezigheid van de woonark in planologisch opzicht was toegelaten. Er was echter publiekrechtelijk geen toestemming gegeven. In een dergelijk geval komt geen betekenis toe aan eerdere rechtspraak van de Hoge Raad (de arresten Staat/Windmill, Den Haag/Staat, Hoogheemraadschap Rijnland/Götte en Amsterdam/Geschiere). Uit deze arresten volgde dat na het geven van publiekrechtelijke toestemming tot gebruik van overheidseigendom in beginsel geen plaats meer is voor weigering van privaatrechtelijke toestemming en dus evenmin voor ontruiming op grond van de eigenaarsbevoegdheid. Omdat in dit geval een publiekrechtelijke toestemming ontbrak, liet de planologische bestemming met het daaraan verbonden overgangsrecht de rechten van de Gemeente als eigenaar van het waterperceel onverlet.
Uiteindelijk niets nieuws onder de zon. Wel blijkt dat het een weerbarstige materie blijft waarin het regelmatig voorkomt dat betrokkenen, en niet in de laatste plaats de rechterlijke macht, misgrijpen. Overigens roept het gebruik van het privaatrecht door overheidslichamen in het algemeen vaak complexe vragen op: denk hierbij aan de het Didam-arrest en de vele onduidelijkheden die het oproept, waarover wij regelmatig op onze website publiceren.
Wij houden de ontwikkelingen in de gaten.
Renée van Exter is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.