Praktijkgebieden: Bestuursrecht, Omgevingsrecht, Ruimtelijke ordening, Vastgoed
De gemeente wil Amsterdam klimaatbestendig maken. Door extreme droogte kunnen woningen verzakken en door extreme hoosbuien komen straten en parken blank te staan. Reden genoeg om de ondergrondse grondwaterstromen zo min mogelijk te belemmeren met barrières. Tegelijkertijd zijn er steeds meer Amsterdammers die een kelder onder hun woning willen aanleggen. Klimaatdoelstellingen en bouwplannen wringen in dit opzicht met elkaar.
In juni 2021 schreven wij een blog over het bestemmingsplan Grondwaterneutrale Kelders (toen nog een ontwerp). Het bestemmingsplan zou een vertaling van het Afwegingskader Grondwaterneutrale Kelders Amsterdam zijn in een juridisch planologisch kader. Dit kader komt als een deken over alle vigerende bestemmingsplan heen te liggen. Het doel van het bestemmingsplan is om te zorgen dat alle kelderbouwaanvragen in Amsterdam moeten voldoen aan de eis van grondwaterneutraliteit.
Twee partijen hadden beroep ingesteld tegen de vaststelling van het bestemmingsplan. Vandaag heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State daarover uitspraak gedaan (ECLI:NL:RVS:2022:3733).
Eén van de beroepsgronden waarover de Afdeling zich moest uitlaten, was of de raad met het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van belangen die al door de Keur worden beschermd. Een Keur is een verordening van het Waterschap. Daarin kunnen regels worden opgenomen bescherming van onder andere waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken.
De Afdeling beantwoordt deze vraag ontkennend. De Keur voorziet alleen in de bescherming van het waterstaatkundige belang, terwijl het bestemmingsplan in kwestie belangen behartigt die ruimer en deels ook concreter zijn dan dat. In de Keur die voor Amsterdam geldt is ook geen algehele regeling opgenomen voor het bouwen van kelder of andere ondergrondse bouwwerken. De Keur voorkomt en beperkt de negatieve gevolgen daarvan voor de grondwaterstand- en stroming dan ook niet. Uit de Waterwet volgt volgens de Afdeling ook niet dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening geen planregel mag worden getroffen náást de Keur.
Kortom: de Keur en het bestemmingsplan Grondwaterneutrale Kelders kunnen naast elkaar bestaan.
Een van de appellanten, Liander, betoogde dat de raad onvoldoende rekening had gehouden met het realiseren van onderstations om de uitbreidingen van het elektriciteitsnetwerk mogelijk te maken. Volgens Liander ontbreekt ook de noodzaak voor een volledig verbod op kelderbouw.
De Afdeling gaat niet mee dit verzoek van Liander om een uitzonderingspositie. De Afdeling stelt vast dat er geen volledig verbod op kelderbouw komt te gelden, maar een verbod op de bouw van niet-grondwaterneutrale kelders. Het is niet onevenredig dat óók Liander meer tijd en inspanningen moet verrichten om te zorgen dat ondergrondse bouwplannen grondwaterneutraal kunnen worden gerealiseerd. Ook van Liander mag worden verwacht eventueel mitigerende maatregelen te treffen. De levering van energie in Amsterdam is daarmee niet in het geding. De Afdeling overweegt in dit verband nog expliciet dat de functie of het gebruik van de kelder niet relevant is voor de vraag welke effecten de kelder uiteindelijk zal hebben op de grondwaterstand en -stroming.
Om te bepalen of een kelder grondwaterneutraal kan worden gebouwd geldt:
De Afdeling volgt het betoog van de raad dat grote grondwatergevolgen inherent zijn aan bouw van grote kelders in algemene zin. Een algemeen toetsingskader voor deze gevallen is dan per definitie niet mogelijk voor een beoordeling van grondwaterneutraal bouwen. De Afdeling benoemt hierbij ook dat niet is gebleken dat negatieve (cumulatieve) effecten van aanleg van kelders op de stand en de stroom van het grondwater in Amsterdam met een minder vergaand planregeling kunnen worden voorkomen.
Voorts overweegt de Afdeling dat het bestemmingsplan Grondwaterneutrale Kelders voldoende duidelijk maakt waar een geohydrologisch rapport aan moet voldoen. Het uitgangspunt is dat het rapport moet aantonen dat de stand en stroming van het grondwater buiten het perceel waarop de kelder is geprojecteerd niet of nauwelijks veranderen, waar mogelijk zal verbeteren, en geen negatieve grondwatereffecten optreden. Tot negatieve effecten worden in ieder geval gerekend risico’s op opbarsten van de deklaag, welvorming en overlast van een te hoge grondwaterstand en van een te lage grondwaterstand.
In het geohydrologisch rapport moeten:
De Beleidsregel kan hierbij als referentiekader dienen, waarbij de Afdeling er nog uitdrukkelijk op wijst dat bij stand en stroming van het grondwater rekening dient te worden gehouden met een toekomstig cumulatief effect van meerdere kelders.
Het is toe te juichen dat de Afdeling met deze uitspraak meer aandacht geeft voor de klimaatadaptatie van Amsterdam. Voor bewoners en ontwikkelaars geeft deze uitspraak ook meer handvaten voor het beoordeling van bouwplannen voor kelderbouw. De rechtszekerheid is daarmee ook zeker gediend.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.