Praktijkgebieden: Aanbestedingsrecht
In een eerdere blog brachten wij u op de hoogte van toch wel het meest spraakmakende arrest van 2021, het zogenoemde Didam-arrest (ECLI:NL:HR:2021:1778). Naar aanleiding van dit arrest moeten overheidslichamen het gelijkheidsbeginsel toepassen bij de verkoop van aan haar toebehorende (on)roerende zaken. Dat betekent, kort gezegd, dat overheidslichamen ruimte moet bieden om mee te dingen naar (on)roerende zaken indien er meerdere gegadigden zijn voor de aankoop van de desbetreffende onroerende zaak of redelijkerwijs te verwachten is dat er meerdere gegadigden zullen zijn. Omdat de Hoge Raad in het arrest behoorlijk wat open eindjes heeft gelaten, wordt er toe nu toe met name in de lagere rechtspraak geworsteld met vragen zoals ‘hoe om te gaan met historische rechten?’ en ‘wat zijn mogelijke uitzonderingen op de verplichting om mededingingsruimte te bieden?’. In een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland komen deze twee vragen samen. Deze uitspraak laat namelijk zien dat bestaande contractuele verhoudingen een uitzondering kunnen vormen op de transparantieverplichting.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland (ECLI:NL:RBHO:2022:7046) kreeg te oordelen over de verlenging van huurovereenkomsten voor kavels op het stand van Wijk aan Zee waarop strandpaviljoens worden uitgebaat. Deze verlenging kreeg in juni 2019 vorm in een addendum dat de gemeente met de individuele exploitanten van strandpaviljoens sloot. De gemeente wees daarbij de bezwaren van een derde partij met interesse voor de exploitatie van een deel van het strand van de hand. Een paar maanden later wees de Hoge Raad het Didam-arrest, waarop de gemeente en de derde gegadigde met elkaar in discussie gingen over de gevolgen daarvan. Uiteindelijk kwam het op een verzoek om een voorlopige voorziening, waarin deze derde gegadigde met een beroep op het Didam-arrest onder meer eiste dat de uitvoering van de gesloten huurovereenkomsten wordt gestaakt en dat een selectieprocedure wordt uitgeschreven.
De voorzieningenrechter overweegt dat het aannemelijk is dat de gemeente mocht oordelen dat de zittende huurders de enige serieuze gegadigden waren. In dit kader vormen alleen al de door de zittende huurders onbetwist gedane investeringen in het strand een objectief, toetsbaar en redelijk criterium op grond van de gemeente de zittende huurders een voorrangspositie heeft kunnen geven. Dat voor de overdracht van die investeringen mogelijk oplossingen zijn te verzinnen, doet hier niet aan af. Volgens de voorzieningenrechter geldt dit te meer indien ook nog eens zou moeten worden geoordeeld dat de zittende huurders huurbescherming toekomt op grond van artikel 7:290 e.v. BW, hetgeen in onderhavige kort geding procedure bij gebreke van een afgerond debat daarover niet kan worden vastgesteld.
De voorzieningenrechter verwijt het de gemeente niet dat het voornemen tot het verlengen van de huurovereenkomsten niet is gepubliceerd, omdat het Didam-arrest op het moment van het verlengen van de huurovereenkomsten nog niet was gewezen.
Heeft u vragen over bovenstaand artikel of wenst u uw situatie aan ons voor te leggen? Bel vrijblijvend 020 6246811 of mail naar tellegen@wieringa.nl.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.