Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Op 17 juni 2022 heeft de rechtbank Amsterdam een uitspraak gedaan over het vergunningstelsel voor B&B’s dat de gemeente Amsterdam met de Huisvestingsverordening 2020 heeft ingevoerd (ECLI:NL:RBAMS:2022:3543). De eisers in deze zaak hadden allen een vergunning voor de exploitatie van een B&B aangevraagd en gekregen, maar waren het niet eens met de eisen die aan de vergunningverlening zijn gesteld. De eisers beroepen zich in dat kader onder andere op de Dienstenrichtlijn en het Eerste Protocol bij het EVRM. De rechtbank stelt de eisers niet in het gelijk. Cruciaal in dat oordeel is de toetsingsintensiteit die de rechtbank toepast.
In rechtsoverweging 8 van de uitspraak overweegt de rechtbank dat de besluiten zijn gebaseerd op de Huisvestingsverordening. Dit is een algemeen verbindend voorschrift. De rechtbank kan een algemeen verbindend voorschrift dat geen wet in formele zin is, in een zaak over een besluit dat op dat voorschrift is gebaseerd, toetsen op rechtmatigheid (de exceptieve toetsing). De rechtbank kan beoordelen of dit algemeen verbindend voorschrift een voldoende deugdelijke grondslag biedt voor het besluit waarover de zaak gaat. In het bijzonder gaat het daarbij om de vraag of het voorschrift niet in strijd is met hogere regelgeving. Dit is conform vaste rechtspraak.
De rechtbank overweegt echter dat de intensiteit van de beoordeling materieel terughoudend dient te zijn als bij het nemen van de beslissing politiek-bestuurlijke afwegingen kunnen worden of zijn gemaakt. De rechtbank meent dat het niet aan haar is om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen wordt toegekend naar eigen inzicht vast te stellen. De rechtbank toetst aan de hand van een belangenafweging, die intensiever kan zijn naarmate het algemeen verbindend voorschrift meer ingrijpt in het leven van de belanghebbenden en daarbij fundamentele rechten aan de orde zijn.
De overwegingen van de rechtbank over de toetsingsintensiteit sluiten niet aan op die van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. In bijvoorbeeld diens uitspraak van 12 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:452) is overwogen dat de exceptieve toets inhoudt dat algemeen verbindende voorschriften door de rechter kunnen worden getoetst op rechtmatigheid, in het bijzonder op verenigbaarheid met hogere regelgeving. De rechter komt tevens de bevoegdheid toe te bezien of het betreffende algemeen verbindend voorschrift een voldoende deugdelijke grondslag biedt voor het in geding zijnde besluit. Bij die, niet rechtstreekse, toetsing van het algemeen verbindende voorschrift vormen de algemene rechtsbeginselen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een belangrijk richtsnoer.
Bij exceptieve toetsing van algemeen verbindende voorschriften aan algemene rechtsbeginselen kan de toetsingsintensiteit per geval verschillen en hangt deze af van 1) de beslissingsruimte van het vaststellend orgaan en 2) de mate waarin een voorschrift ingrijpt in het leven van belanghebbende(n) en daarbij diens fundamentele rechten. De beoordeling aan algemene rechtsbeginselen kan volgens de Afdeling materieel terughoudend zijn als de beslissingsruimte voortvloeit uit de feitelijke of technische complexiteit van de materie, dan wel als bij het nemen van de beslissing politiek-bestuurlijke afwegingen kunnen worden of zijn gemaakt.
Uit deze uitspraak volgt dus alleen dat de exceptieve toets van algemeen verbindende voorschriften aan algemene rechtsbeginselen materieel terughoudend kan zijn als bij de beslissing politiek-bestuurlijke afwegingen zijn gemaakt. En niet ook bij een exceptieve toets aan hogere regelgeving, zoals de Dienstenrichtlijn.
Kortom: de rechtbank hanteert een toetsingsintensiteit die niet in overeenstemming is met de rechtspraak van de Afdeling. Het is maar zeer de vraag of de Afdeling hierin mee gaat. Het idee van fundamentele rechten is toch juist dat deze verheven zijn boven de grillen van de politiek.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.