Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Recent heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden een arrest gewezen in kort geding waarin het leerstuk van de onaanvaardbare doorkruising is toegepast (ECLI:NL:GHARL:2022:3698). Een geslaagd beroep op dit leerstuk komt niet vaak voor, vandaar dat dit arrest een bespreking verdient.
De overheid gebruikt naast het publiekrecht ook privaatrechtelijke instrumenten om haar publieke doelstellingen te verwezenlijken. De vraag of en in hoeverre van het privaatrecht gebruik kan worden gemaakt, moet worden beantwoord met behulp van het in de rechtspraak ontwikkelde leerstuk van onaanvaardbare doorkruising.
De leer van de onaanvaardbare doorkruising, ook wel de doorkruisingsformule genoemd, komt op het volgende neer. Als voorvraag moet beoordeeld worden of de wet zelf een uitdrukkelijk antwoord geeft op de vraag of de privaatrechtelijke weg is toegestaan. In artikel 122 Woningwet is bijvoorbeeld het gebruik van het privaatrecht, denk aan het sluiten van overeenkomsten, voor de gemeente uitgesloten ten aanzien van onderwerpen waarin bij of krachtens het Bouwbesluit 2012 is voorzien.
Als het gebruik van de privaatrechtelijke weg niet wettelijk is uitgesloten, dan moeten volgens het bekende Windmill-arrest drie criteria worden toegepast om vast te stellen of gebruik van het privaatrecht door een gemeente is toegestaan. Indien dit niet het geval is, dan is er sprake van een onaanvaardbare doorkruising.
Het gaat daarbij om de volgende drie criteria:
In de praktijk worden de criteria vaak gezamenlijk behandeld.
In het door het Hof behandelde geval ging het om het volgende. Tussen een projectontwikkelaar en een gemeente was een overeenkomst gesloten. Het Hof heeft beoordeeld of er sprake is van een onaanvaardbare doorkruising ten aanzien van twee onderdelen uit artikel 5 van deze overeenkomst. Daarin was het volgende geregeld: onderdeel 1) prestaties ten aanzien van de woonruimteverdeling wat betreft de huurwoningen en onderdeel 2) criteria voor toedeling van de koopwoningen met daarin een voorkeur aan kandidaten met een binding aan de betrokken gemeente.
Aangaande het eerste onderdeel komt het Hof tot het oordeel dat de Huisvestingswet 2014 – anders dan de wetgeving die zij verving – beoogt een uitputtende publiekrechtelijke regeling te geven. Dit leidt het Hof af uit de parlementaire geschiedenis. Het doen uitvoeren van regelgeving en het maken van afspraken over te leveren prestaties met verhuurders op het gebied van de woonruimteverdeling zijn echter nog steeds mogelijk. Volgens het Hof is er dan ook van een onaanvaardbare doorkruising geen sprake.
Ten aanzien van het tweede onderdeel van artikel 5 oordeelt het Hof anders. Volgens het Hof heeft de wetgever met de Huisvestingswet gekozen voor een uitputtende publiekrechtelijke regeling waar het gaat om verdeling van woonruimte. Dit heeft als consequentie, dat de gemeente voor koopwoningen geen afspraken omtrent toedeling mag maken.
De afspraken ten aanzien van de prestaties inzake woonruimteverdeling van de huurwoningen is dus volgens het Hof geen onaanvaardbare doorkruising van de Huisvestingswet 2014. De afspraak met betrekking tot het toewijzen van woningen aan kandidaten met een binding met de gemeente past echter niet binnen de uitputtende regeling van de Huisvestingswet en levert dus wel een onaanvaardbare doorkruising op van de Huisvestingswet 2014. Dit betekent dat een bodemrechter in beginsel tot nietigheid van dit onderdeel van de overeenkomst zal concluderen.
Dit arrest betreft een kort geding waarin het Hof een voorlopig oordeel geeft. In een bodemprocedure kan dit nog steeds wijzigen. Wij houden deze ontwikkelingen in de gaten. Heeft u vragen over het bovenstaande, dan kunt u (vrijblijvend) contact opnemen met Sebastiaan Levelt (levelt@wieringa.nl of +31(0)20 5313 024).
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.