Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht, Ruimtelijke ordening
Op 18 april 2022 kopte de NOS:”Kabinet wil minder fastfoodwinkels in de stad”. De NOS rapporteert hier over het aangekondigde onderzoek van staatssecretaris naar de verdere uitbreiding van instrumenten voor gemeentebesturen om verdere uitbreiding van het aanbod aan fastfood te dempen. Dit om de dagelijkse voedselomgeving gezonder te maken. Uit de beantwoording van Kamervragen van Tweede Kamerleden Heerema en Rahimi blijkt dat de staatssecretaris zich realiseert dat in het huidige wettelijk systeem weinig mogelijkheden zijn om dit doel te bereiken.
Op grond van artikel 3.1 lid 1 Wro stelt de gemeenteraad voor het hele gemeentelijk grondgebied een of meer bestemmingsplannen vast waarin de bestemmingen van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemmingen regels worden vastgesteld. De sleutelwoorden hierbij zijn: “de goede ruimtelijke ordening”. Dat wil zeggen dat zo gunstig mogelijke voorwaarden worden gecreëerd voor het gebruik en de ontwikkeling van een bepaald gebied. Bestemmingen die in elkaars invloedsfeer liggen, moeten zich qua ruimtelijke uitstraling met elkaar verdragen. Zo wordt het bijvoorbeeld niet een goede ruimtelijke ordening geacht om een industrieterrein nabij een woonwijk te vestigen.
Vanwege de genoemde sleutelwoorden zal het waarschijnlijk moeilijk zijn voor gemeenten om middels bestemmingsplannen de vestigingsmogelijkheden van fastfoodrestaurants te beperken als dat gebeurt vanuit de wens om de gezondheidseffecten te beteugelen. Dat heeft immers weinig te maken met de ruimtelijke uitstraling van fastfoodrestaurants op de directe omgeving. Er wordt overigens wel al vaak in bestemmingsplannen gebrancheerd, maar dat heeft dan eerder te maken met specifieke ruimtelijke effecten van bepaalde typen horeca (zoals bijvoorbeeld geluids- of stankhinder) dan niet-locatiegebonden gezondheidseffecten in algemene zin.
Het is de verwachting dat dat niet anders zal zijn onder de Omgevingswet. De daarop te baseren besluiten en plannen schakelen namelijk op de ‘fysieke leefomgeving’ (in plaats van ‘de goede ruimtelijke ordening’). Een verband tussen de gezondheidseffecten van het aanbod van fastfoodrestaurants en de fysieke leefomgeving zal in algemene zin evenmin makkelijk te leggen zijn.
Gemeenteraden kunnen naast bestemmingsplannen ook verordeningen vaststellen. Dit wordt de autonome bevoegdheid genoemd. De gemeenteraad mag met het vaststellen van een verordening echter niet treden in onderwerpen waarin al uitputtend is voorzien in hogere regelgeving (de zogenoemde bovengrens). Een gemeentelijke verordening waarin beperkingen worden opgenomen voor de vestiging van fastfoodrestaurants zal wringen met de Warenwet. Het zou immers vreemd zijn als een fastfoodketen bepaalde producten op basis van een lokale verordening niet mag verkopen, als die producten wel in overeenstemming zijn met de specifieke eisen voor handel in en bereiding van voedingsmiddelen uit de Warenwet.
Of een gemeentebestuur de vestiging van fastfoodrestaurants nu wil beperken via een bestemmingsplan of een verordening: in beide gevallen zal rekening gehouden moeten worden met de Dienstenrichtlijn. De Afdeling heeft al meermaals overwogen dat de exploitatie van een horecabedrijf het verrichten van een dienst in de zin van de Dienstenrichtlijn is (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2020:2174). De toepasselijkheid van de Dienstenrichtlijn brengt met zich dat vergunningstelsels waar de toegang tot en de uitoefening van een dienstenactiviteit van afhankelijk is gesteld, moeten voldoen aan allerlei voorwaarden. Het vergunningstelsel als zodanig mag geen discriminerende werking hebben, moet gerechtvaardigd zijn om een dwingende reden van algemeen belang en het nagestreefde doel kan niet door een minder beperkende maatregel worden bereikt. Voor kwantitatieve en territoriale beperkingen gelden vergelijkbare voorwaarden.
De motivering ten aanzien van – met name – het evenredigheidsvereiste wordt indringend getoetst. De Afdeling oordeelde in de Appingedam-uitspraak (ECLI:NL:RVS:2018:2062) immers dat redenen ter rechtvaardiging van een afwijking van het beginsel van de vrijheid van vestiging moeten blijken uit een analyse van de geschiktheid en evenredigheid van de door hem genomen beperkende maatregel, nauwkeurig gestaafd met gegevens. Het is dan niet ondenkbaar dat een beperking van de vestigingsmogelijkheden van fastfoodrestaurants zou struikelen op de Dienstenrichtlijn, één en ander uiteraard afhankelijk van de onderbouwing door de staatssecretaris.
De staatssecretaris heeft wetswijzigingen nodig om specifiek het aanbod van ongezond voedsel in delen van een gemeente te kunnen weren vanuit uitsluitend het oogpunt van volksgezondheid. Zulke wetswijzigingen gaan echter niet over één nacht ijs. De liefhebber hoeft dus nog even niet te vrezen voor zijn favoriete snelle snack.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.