Praktijkgebieden: Bestuursrecht, Ruimtelijke ordening
De ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Infrastructuur en Waterstaat & Justitie en Veiligheid hebben op 2 april 2022 een wetsvoorstel ter inzage gelegd waarmee de Algemene wet bestuursrecht wordt aangepast om deze in overeenstemming te brengen met het Verdrag van Aarhus en het Europees recht (zoals de mer-richtlijn).
Over de aanleiding van dit wetsvoorstel schreven wij eerdere blogs (1 en 2): in een uitspraak van 14 januari 2021 heeft het Hof van Justitie van de EU geoordeeld dat de zogenoemde personenfuik van artikel 6:13 Awb in strijd is met het Verdrag van Aarhus (ECLI:EU:C:2021:7). Het Verdrag van Aarhus bevat regels over de toegang tot informatie, inspraak in de besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden. Zo is in artikel 9 lid 2 van het Verdrag opgenomen dat leden van het betrokken publiek die voldoende belang hebben danwel stellen dat inbreuk is gemaakt op een recht, toegang hebben tot een herzieningsprocedure voor een rechterlijke instantie en/of een ander bij wet ingesteld onafhankelijk en onpartijdig orgaan, om de materiële en formele rechtmatigheid te bestrijden van enig besluit dat onder de werkingssfeer van het Verdrag valt. Artikel 6:13 Awb staat er echter aan in de weg dat belanghebbenden aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld, beroep instellen bij de bestuursrechter. Dit wordt ook wel de personenfuik genoemd.
Artikel 9 lid 2 van het Verdrag van Aarhus strookt niet met artikel 6:13 Awb. Duidelijk was dus dat de Awb moest worden aangepast. In de tussentijd heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State ervoor gekozen om de personenfuik geheel buiten toepassing te laten op alle omgevingsrechtelijke besluiten (waarop de uitgebreide procedure van toepassing is) (ECLI:NL:RVS:2021:786). Deze benadering is gekozen omdat het volgens de ABRvS niet in algemene zin vooraf is aan te geven in welk geval een besluit een ‘Aarhus-besluit’ is of niet.
Met het wetsvoorstel heeft de wetgever beoogd om deze ruime categorie besluiten in de jurisprudentielijn af te bakenen, en daarbij zoveel mogelijk aan te sluiten bij enerzijds het Verdrag van Aarhus en anderzijds de in het Nederlandse bestuursrecht bestaande begrippen. De wetgever vindt de door de ABRvS gekozen tijdelijke voorziening weliswaar relatief eenvoudig, maar acht de substantiële bijvangst van niet-Aarhuis-besluiten niet wenselijk. Dat zou volgens de wetgever kunnen leiden tot een minder voortvarende en minder efficiente besluitvorming in de bestuurlijke en rechtelijke fase.
In het navolgende worden de belangrijkste wijzigingen uit het wetsvoorstel in vogelvlucht besproken.
De wetgever heeft een nieuwe bijlage bij de Awb ontworpen, de zogenoemde ‘Regeling beroep aanzienlijke milieueffecten’. In deze regeling zijn besluiten over activiteiten die aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, beschreven. Daarmee beoogt de wetgever aan te sluiten op artikel 6 van het Verdrag van Aarhus. Aansluitend wordt artikel 6:13 Awb zodanig aangepast dat de personenfuik niet van toepassing is op in de ‘Regeling beroep aanzienlijke milieueffecten’ beschreven besluiten.
Het is de vraag of hiermee de door de wetgever gewenste beperking ten opzichte van de jurisprudentielijn van de Afdeling wordt bewerkstelligd. In artikel 3 van de Regeling worden namelijk ook ‘andere besluiten over activiteiten die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben’ van de toepassing van artikel 6:13 Awb uitgesloten. Dat is nog steeds een zeer ruim geformuleerde categorie besluiten waarbij ruimte voor discussie blijft.
Door een aanpassing van artikel 8.1 Awb wordt de toegang tot de bestuursrechter straks ook mogelijk gemaakt voor de niet-belanghebbende die een zienswijze naar voren heeft gebracht over besluit zoals omschreven in ‘Regeling beroep aanzienlijke milieueffecten’. Voor de niet-belanghebbende blijft wel de eis gelden dat een zienswijze is ingediend. De niet-belanghebbende die geen zienswijze heeft ingediend kan alleen beroep instellen, indien dit hem redelijkerwijs niet kan worden verweten.
Het wetsvoorstel voorziet ook nog in een wijziging van artikel 7:1 Awb. Dat artikel voorziet thans in de verplichting om bezwaar te maken alvorens beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. Aan aan lid 1 wordt toegevoegd dat die verplichting niet geldt indien het besluit in de Regeling beroep aanzienlijke milieueffecten is omschreven. In de gevallen is het indienen van een bezwaarschrift nooit een ontvankelijkheidseis bij de bestuursrechter.
De einddatum van de internetconsultatie is 15 mei 2022. Reageren kan via de website van de Rijksoverheid.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.