icon

Vertrouwen hersteld?

Eerder schreven wij over de verruiming van het vertrouwensbeginsel in de rechtspraak. Het vertrouwen van de burger in de overheid is rechtstreeks evenredig aan de mate waarin dit beginsel in de rechtspraak wordt geëerbiedigd. De Hoge Raad heeft een volgende stap gezet in de honorering van door de overheid gerechtvaardigd gewekte verwachtingen.

Dispositievereiste in het bestuursrecht

In het hierna te bespreken arrest gaat het over de rol van het dispositievereiste bij het vertrouwensbeginsel. Daaronder verstaat men in het algemeen het volgende.

Als eenmaal is vastgesteld dat er sprake is van gerechtvaardigde verwachtingen betekent dit niet dat daaraan altijd moet worden voldaan door een bestuursorgaan. Niet moet uit het oog worden verloren dat volgens de toepasselijke voorschriften er geen aanspraak bestond op hetgeen waarover verwachtingen zijn gewekt. Daarom wordt immers het beroep op het vertrouwensbeginsel gedaan. Het overheidsorgaan heeft uitlatingen gedaan op grond waarvan de betrokkene erop vertrouwde dat er wél een aanspraak zou zijn en deze uitlatingen blijken achteraf niet juist.

Het alsnog toekennen van de aanspraak is dus niet een automatisme. Zwaarder wegende belangen, zoals het algemeen belang of de belangen van derden, kunnen daaraan in de weg staan. Bij deze belangenafweging kan ook een rol spelen of de betrokkene op basis van de gewekte verwachtingen handelingen heeft verricht of nagelaten als gevolg waarvan hij schade heeft geleden of nadeel heeft ondervonden. Dit is het dispositievereiste. Overigens, indien er zwaarder wegende belangen in de weg staan aan honorering van het gewekte vertrouwen kan voor het bestuursorgaan wel de verplichting ontstaan om de geleden schade te vergoeden.

Verval dispositievereiste in het belastingrecht

Het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2021:1654) handelde over het geldende dispositievereiste in het belastingrecht. De belastingplichtige moest door af te zijn gegaan op de onjuiste voorlichting/inlichting een handeling hebben verricht of nagelaten waardoor hij schade leed boven de wettelijk verschuldigde belasting. Er moest dus schade worden aangetoond, die dus niet gelegen kan zijn in hetgeen bij een juiste toepassing van de wet moet worden geheven.

De Hoge Raad komt daar nu op terug. Met de huidige rechtsopvattingen is het niet te verenigen dat een beroep op door uitlatingen van de Belastingdienst gewekt vertrouwen moet worden afgewezen op de enkele grond dat het ondervonden nadeel is gelegen in hetgeen bij een juiste wetstoepassing zou moeten worden geheven. In het vervolg zal in gevallen waarin de belastingplichtige, afgaande op – achteraf bezien onjuiste – informatie, een handeling heeft verricht of nagelaten ten gevolge waarvan een hoger bedrag van hem wordt geheven dan hij op basis van die informatie meende te moeten betalen, het meerdere niet van de belastingplichtige meer mogen worden geheven.

Toepassing vertrouwensbeginsel nader verruimd?

Wellicht is dit arrest de opmaat voor het verval van het dispositievereiste in het bestuursrecht in het algemeen. Zoals beschreven werd het vereiste in het bestuursrecht meegenomen in de afweging of zwaarder wegende belangen in de weg staan aan honorering van gerechtvaardigde verwachtingen. De eenheid van rechtspraak lijkt ermee te worden gediend indien het dispositievereiste ook hierin komt te vervallen.

Het is echter de vraag of het arrest daartoe dwingt. De Hoge Raad overweegt namelijk dat de enkele grond dan niet is voldaan aan het dispositievereiste niet meer voldoende is voor een afwijzing. Dit impliceert dat dit vereiste nog wel een rol kan spelen in een nadere belangenafweging. Het lijkt er daarom eerder op de belastingrechtspraak toenadering heeft gezocht tot de algemene bestuursrechtelijke rechtspraak, waarin het dispositievereiste een rol speelt in de belangenafweging.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Vertrouwen hersteld?

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief