Praktijkgebieden: Ruimtelijke ordening, Schaarse rechten
In een recente uitspraak (ECLI:NL:RVS:2021:369) heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State moeten oordelen over een (derde) herziening van een bestemmingsplan dat was vastgesteld voor het buitengebied van de gemeente Veere. Een van de rechtsvragen was of de Dienstenrichtlijn van toepassing is op een met die herziening ingevoerde planregel die de maatvoering van recreatiewoningen beperkt.
Uit planregels bij het herziene bestemmingsplan volgt dat de inhoud van woningen en recreatiewoningen ten hoogste 750 m3 mag bedragen, met dien verstande dat de inhoud van recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie – recreatiewoning 4" niet groter mag zijn dan de inhoud zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan. Volgens deze maatvoeringsregeling mogen de bestaande recreatiewoningen op het perceel dus niet worden vergroot. De appellanten in deze zaak verzetten zich tegen deze planregel. Zij vrezen dat de verhuurinkomsten teruglopen als de recreatiewoningen niet mogen worden vergroot. En zij betogen dat deze beperkingen in strijd zijn met de Dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG).
Voordat de Afdeling toe komt aan de vraag of de beperkingen in strijd zijn met de Dienstenrichtlijn, buigt zij zich over de vraag of de Dienstenrichtlijn überhaupt daarop van toepassing is.
In overweging 9 van de preambule van de Dienstenrichtlijn is opgenomen dat deze alleen van toepassing op eisen met betrekking tot de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit. De Dienstenrichtlijn is dus niet van toepassing op eisen zoals verkeersregels, regels betreffende de ontwikkeling of het gebruik van land, voorschriften inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw, en evenmin op administratieve sancties wegens het niet naleven van dergelijke voorschriften die de dienstenactiviteit niet specifiek regelen of daarop specifiek van invloed zijn, maar die de dienstverrichters bij de uitvoering van hun economische activiteit in acht dienen te nemen op dezelfde wijze als natuurlijke personen die als particulier handelen.
In een eerdere blog beschreef ik al dat uit het Appingedam-arrest van het Hof van Justitie van de EU (ECLI:EU:C:2018:44) blijkt dat de Dienstenrichtlijn niet van toepassing is op eisen die geen beperking zijn van de vrijheid van vestiging van dienstverrichters en van het vrije verkeer van diensten tussen de lidstaten, omdat zij niet de toegang tot een activiteit in verband met diensten specifiek regelen of daarop specifiek van invloed zijn, maar door dienstverrichters in acht moeten worden genomen in de uitoefening van hun economische activiteit, op dezelfde wijze als door personen die handelen als particulier. De Afdeling leidt hieruit af dat voor de beoordeling of een eis de toegang tot een dienstenactiviteit regelt of daarop specifiek van invloed is, mede van belang is of deze eis enkel is gericht tot de personen die de dienstenactiviteit willen verrichten, met uitsluiting van personen die handelen als particulier (zie uitspraak ECLI:NL:RVS:2019:35, r.o. 5.5).
In de uitspraak overweegt de Afdeling dat de maatvoeringsregeling een bouwregel die geldt voor recreatiewoningen op de gronden met de bestemming "Wonen" en niet voor de andere gebouwen op die gronden. Het gaat hier om een algemeen geformuleerde bouwregel, die naar zijn aard op dezelfde wijze geldt voor personen die een dienstenactiviteit, bestaande uit het verhuren van recreatiewoningen, verrichten, als voor natuurlijke personen die als particulier handelen. Ik meen dat de Afdeling hier bedoelt dat de planregel zich ook richt op particulieren die een dergelijke recreatiewoning bezitten en die niet voor de verhuur aanbieden. De planregel richt zich hierom niet uitsluitend tot dienstverrichters. Hierom concludeert de Afdeling dat de maatvoeringsregeling niet de toegang tot een activiteit in verband met diensten specifiek regelt of daarop specifiek van invloed is. Aldus is de Dienstenrichtlijn daarop niet van toepassing.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.