Praktijkgebieden: Schaarse rechten
In veel gemeentes wordt discussie gevoerd over de wijze waarop vergunningen worden verleend voor diverse activiteiten met betrekking tot o.a. passagiersvaart, speelautomatenhallen, het innemen van een ligplaats met een bedrijfsvaartuig, alternatief personenvervoer, verkoop consumentenvuurwerk, plaatsen/verhuren marktkramen, wijzigingen in wijze van huisvesting etc. Op al deze terreinen is er meestal sprake van een bepaalde mate van continuïteit van bestaande vergunninghouders. Een vergunning wordt voor onbepaalde tijd verleend of voor bepaalde tijd en min of meer automatisch verlengd.
Op een gegeven moment komt ter sprake dat deze continuïteit moet worden doorbroken om ook nieuwe gegadigden de kans te geven de vergunning te bemachtigen. Er zijn voors en tegens te verzinnen en het debat hierover dient in de gemeenteraad te worden gevoerd.
Maar als men het oor goed te luisteren legt in diverse gemeenteraden blijkt dat een zinvol debat in de kiem wordt gesmoord door het ultieme machtswoord om het bestaande vergunningstelsel te beëindigen: het Europees recht dwingt ons nieuwe gegadigden de kans te geven!
Met andere woorden: er is geen keuze, er bestaat een harde juridische verplichting ook andere gegadigden te laten meedingen naar uw vergunningen. Daarom moeten we afscheid nemen van het bestaande vergunningenstelsel, waarin continuïteit van de vergunninghouders uitgangspunt is.
Nadat dit machtswoord van het Europees recht is gesproken is het einde discussie. Raadsleden stoppen met nadenken en volgen als makke schapen de wijzigingsvoorstellen gebaseerd op het toelaten van nieuwe gegadigden voor de vergunningen.
Het gaat hier echter om wat ik noem De Grote Leugen. Op gemeentelijk niveau is het in algemene zin eenvoudigweg niet waar dat het Europees recht dwingt tot een openbare verdelingsprocedure van vergunningen waarbij eenieder de gelegenheid krijgt om mee te dingen. Daaraan vooraf gaat een (doorgaans) door de gemeenteraad te maken beleidsmatige – en daarmee tevens politieke – keuze om het aantal te vergeven vergunningen aan een maximum te verbinden. Hierbij geldt overigens dat het Europees recht een duidelijke voorkeur uitspreekt voor een vrije interne markt: een vergunningenplafond is daar juist een in beginsel ongewenste beperking op. Uitsluitend indien gekozen wordt en kan worden voor een vergunningenplafond moeten derden kunnen meedingen naar de vergunningen. Dit volgt overigens niet alleen uit het Europees recht, maar ook uit het nationale recht.
Indien er geen vergunningenplafond is, en de vergunning dus hierom niet schaars is, kunnen de vergunningen voor onbepaalde tijd worden verleend en behoeft niet de gelegenheid te worden geboden aan derden mee te dingen. Het gemeentebestuur is zeker niet verplicht een plafond in te stellen. Sterker nog, uitgangspunt is dat er geen plafond is, en uitsluitend indien er dwingende redenen zijn die een plafond noodzakelijk maken kan daarvoor worden gekozen. Bovendien dient het plafond geschikt te zijn om het nagestreefde doel te bereiken en dient het plafond niet verder te gaan dan nodig om het doel te bereiken. De voorkeur van het Europees recht is juist geen beperkingen op te leggen in het aantal vergunningen.
Bij deze afweging wordt ten onrechte in vele gemeentes gevreesd dat indien er geen plafond is, eventuele nadelige gevolgen die gepaard gaan met de betrokken vergunde activiteit niet kunnen worden voorkomen of beperkt. Dit is niet juist. Voorop staat dat de marktwerking ervoor garant staat dat een ongebreidelde groei van de activiteit niet zal plaats vinden. Maar gemeentebesturen beschikken bovendien over vele, minder ingrijpende instrumenten om nadelige gevolgen te voorkomen.
Het gemeentebestuur kan algemeen verbindende voorschriften vaststellen waarin de activiteiten worden gereguleerd. Vergelijk hierbij de algemene regels in het Activiteitenbesluit die in de meeste gevallen de voorheen verplichte Hinderwetvergunningen en later Milieuvergunningen zelfs overbodig heeft gemaakt. In het bijzonder kan in de hier aan de orde zijn vergunningen gebruik worden gemaakt van het bestemmingsplan, en in de toekomst het Omgevingsplan, waarbinnen een grote variëteit aan activiteiten tot in detail kunnen worden gereguleerd. Maar ook op grond van de APV of het Binnenvaartpolitiereglement zijn talloze algemene regels af te kondigen. Het gemeentebestuur kan ook fysieke maatregelen treffen om eventuele nadelige gevolgen te voorkomen. Er kunnen voorts prikkels worden ingesteld om de naleving van regels te verhogen, dit kunnen tevens financiële prikkels zijn. Daarnaast kan het doel worden bereikt middels voorlichting, zelfregulering en subsidies.
Daarom wordt vaak te snel gedacht dat men niet kan zonder een vergunningenplafond om eventuele nadelige gevolgen in de hand te houden. Gemeenteraadsleden dienen zich goed te beseffen dat een keuze voor een vergunningenplafond tevens inhoudt een keuze voor het rechtsgevolg dat aan derden de gelegenheid moet worden geboden mee te dingen naar vergunningen. Dit rechtsgevolg volgt niet alleen uit het Europees recht maar ook uit het nationale recht.
Het is daarom tijd een halt toe te roepen aan De Grote Leugen.
Beste Gemeenteraadsleden, luister goed, laat u niet in de luren leggen. Het is niet het Europees recht, maar het is uw eigen keuze voor een vergunningenplafond die leidt tot een verplichting om derden de gelegenheid te bieden mee te dingen naar vergunningen waar het hier om gaat.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.