Praktijkgebieden: Ruimtelijke ordening, Schaarse rechten
Al een aantal keer is het Amsterdamse bestemmingsplan Winkeldiversiteit Centrum onderwerp geweest van onze blogs. Met dit bestemmingsplan wordt in een bepaald gebied in het centrum van Amsterdam een verbod ingesteld op het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een toeristenwinkel, toeristische dienstverlening, kantoor met baliefunctie gericht op toeristen, eetwinkel en een voorziening gericht op entertainment. Het gemeentebestuur tracht hiermee een toenemende monocultuur in de binnenstad te voorkomen en te sturen op een divers winkelgebied. Voor toeristische gebruiksvormen die reeds op 6 oktober 2017 (de datum van inwerkingtreding van het voorbereidingsbesluit) aanwezig waren, zou een concrete uitzondering opgenomen moeten zijn.
Bestemmingsplan Winkeldiversiteit Centrum is onderworpen aan de Dienstenrichtlijn. Dat betekent kort gezegd dat een beperking van de vrijheid van vestiging van dienstverrichters, zoals hier aan de orde, slechts is toegestaan indien dat non-discriminatoir, noodzakelijk en evenredig is.
Eén van de kritiekpunten op dit bestemmingsplan is steeds geweest dat de planregeling rechtsonzeker is: het bestemmingsplan bevat geen toetsbare en handhaafbare definitie van functies die niet zijn toegestaan. Hierdoor is het voor ondernemers onduidelijk of hun bedrijfsformule in het plangebied is toegestaan of niet en lijkt het bestemmingsplan verder te gaan dan nodig om het beleidsdoel te bereiken. Dat deze kritiek toch wel terecht lijkt te zijn, wordt geïllustreerd door een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 december 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:9275) over een nieuwe vestiging van Het Zwarte Fietsenplan.
Het Zwarte Fietsenplan heeft na 6 oktober 2017 een nieuwe vestiging geopend in het plangebied. Voor het adres van de vestiging is geen uitzondering op het verbod op toeristische functies in het bestemmingsplan opgenomen. De gemeente Amsterdam meent dat er sprake is van strijd met bestemmingsplan Winkeldiversiteit Centrum omdat de verhuur van fietsen moet worden geschaard onder toeristische dienstverlening. Dat er sprake is van toeristische dienstverlening blijkt volgens de gemeente Amsterdam uit het reclamebord aan de gevel, het gebruik van Engelse terminologie en/of symbolen op de prijzenlijst en uit de situering van de winkel in het centrum.
Toeristische dienstverlening wordt in de planregels als volgt gedefinieerd:
‘vestigingen voor consumentverzorgende dienstverlening die zich blijkens hun reclame-uiting, presentatie, aanbod, assortiment en/of bedrijfsvoering richten op dagjesmensen en/of toeristen’
Daarbij zij ook opgemerkt dat de gemeente Amsterdam in deze procedure het standpunt heeft ingenomen dat er geen sprake is van een voorwaarde van het alléén gericht zijn op toeristen.
In de toelichting bij het bestemmingsplan is als volgt opgenomen:
‘Ter toelichting op het begrip toeristische dienstverlening dient het volgende. Net als de toeristenwinkel, zijn ook vestigingen voor consumentenverzorgende dienstverlening gelegen in de drukbezochte toeristische delen van de stad. Zij gebruiken eveneens vaak opvallende reclamemiddelen, communiceren grotendeels in vreemde talen en kennen weinig tot geen klantenbinding. Meer specifiek kenmerken deze vestigingen zich door het leveren van goederen en diensten direct aan dagjesmensen en/of toeristen ten behoeve en ter ondersteuning van de vrijetijdsbesteding en het recreatieve verblijf in Amsterdam. Onder dagjesmensen en toeristen worden ook bij deze begripsomschrijving verstaan mensen die niet werken en/of wonen in Amsterdam, maar die als vrijetijdsbesteding gebruikmaken van de recreatieve en toeristische mogelijkheden van de stad, en al dan niet in de stad overnachten. In deze categorie vallen onder meer zaken die kaartjes verkopen voor uitstapjes, experiences en musea, de verhuur van fietsen, al dan niet gecombineerd met begeleidende tours, tijdelijke opslag van koffers en andere reisattributen, alsmede afhaalservices voor sleutels die toegang geven tot bijvoorbeeld 'short stayverblijven' en/of 'vakantieverhuurwoningen'.’
Aan de rechtbank Amsterdam de schone taak om te beoordelen of Het Zwarte Fietsenplan in het licht van het bovenstaande inderdaad verboden toeristische dienstverlening bezigt. In haar uitspraak overweegt de rechtbank dat volgens de toelichting bij het bestemmingsplan de verhuur van fietsen ook valt onder het begrip toeristische dienstverlening. Het is volgens de planregels niet bepalend in welke mate de verhuur van fietsen al dan niet is gericht op toeristen, dan wel welk percentage van de winkelomzet daarmee gemoeid zou zijn. Dit zou volgens de rechtbank ook een niet of moeilijk te handhaven criterium zijn. Blijkbaar heeft de gemeente Amsterdam bedoeld om alle verdere uitbreiding van de fietsverhuur in het plangebied te weren. Dit betekent dat ook de verhuur van fietsen in de winkel Het Zwarte Fietsenplan valt onder het verbod op toeristische dienstverlening, ongeacht aan wie er wordt verhuurd. Dat de Engelstalige reclame-uitingen inmiddels zijn verwijderd, maakt dit volgens de rechtbank niet anders.
Het oordeel van de rechtbank komt er dus op neer dat alle fietsverhuur in het plangebied valt onder de noemer ‘toeristische dienstverlening’, geheel ongeacht of de ondernemer zich op toeristen richt of niet. Dit lijkt niet in overeenstemming te zijn met de planregels en de toelichting, die toch wel in zekere zin een ‘richten op toeristen en/of dagjesmensen’ nodig achten. Als deze uitspraak gevolgd wordt, is het volstrekt onduidelijk wat de reikwijdte van het bestemmingsplan is. De vraag zij ook nog maar een keer gesteld of dit nog wel in overeenstemming is met de Dienstenrichtlijn. De gehele onderbouwing van de gemeente Amsterdam van de noodzakelijkheid en evenredigheid van het bestemmingsplan is namelijk gestoeld op het aantal toeristische functies in bepaalde gebieden.
Deze uitspraak laat maar weer eens zien op wat voor een hellend vlak Amsterdamse ondernemers zich dankzij het bestemmingsplan Winkeldiversiteit Centrum bevinden. Het is dus opletten geblazen voor ondernemers die overwegen om een nieuwe vestiging in het centrum van Amsterdam te openen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.