Praktijkgebieden: Omgevingsrecht, Ruimtelijke ordening
De raad van de gemeente Breda wilde in 2017 met de vaststelling van bestemmingsplan "Ruitersbos, Burgemeester Kerstenslaan 20” voorzien in de uitbreiding van het viersterrenhotel ‘Hotel Mastbosch’ met 53 kamers, een zwembad, een sauna, een fitnessruimte en de uitbreiding van het bestaande parkeerterrein. Omwonenden die vreesden voor vermindering van hun woongenot ten gevolge van parkeer- en verkeersoverlast alsook een stichting die zich onder meer ten doel stelt om de natuur- en recreatiefunctie van het Mastbos veilig te stellen (hierna tezamen: ‘de appellanten’) hebben tegen het vaststellingsbesluit van de raad beroep ingesteld bij de Raad van State. In de uitspraak van 22 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1668) heeft de Raad van State over dit beroep geoordeeld.
Eén van de argumenten van de appellanten was dat de raad onvoldoende had onderbouwd dat er behoefte bestaat aan de voorgenomen uitbreiding van het hotel. De achtergrond van dit argument is gelegen in artikel 3.1.6. lid 2 Bro. Dit artikel verplicht de raad om in de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt de behoefte hieraan te beschrijven. Deze verplichting geldt voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen en buiten het bestaand stedelijk gebied. Bij deze behoefte gaat het niet alleen om de kwantitatieve maar ook om de kwalitatieve behoefte, zijnde de behoefte aan het specifieke karakter van de voorziene stedelijke ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient de toelichting, aanvullend op de beschrijving van de behoefte en het resultaat van het nodige overleg, een motivering te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien. Dit betekent dat bij een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied een nadrukkelijke motivering nodig is. Daarbij kunnen de beschikbaarheid en geschiktheid van de ontwikkelingsmogelijkheden in bestaand stedelijk gebied een rol spelen. Dit wordt ook wel de Ladder voor duurzame verstedelijking genoemd. Mijn kantoorgenoot Silvan Boer blogde hier al eerder over.
In het kader van de Ladder had de raad het huidige en het verwachte hotelaanbod in de omgeving van Breda laten analyseren. Bij de behoefteraming had de raad echter uitdrukkelijk geen rekening gehouden met initiatieven die in onherroepelijke planologische besluiten mogelijk waren gemaakt, maar waarvan de raad de kans op realisering op minder dan 75% inschatte. De Raad van State rekent hiermee in haar uitspraak van 22 mei mee af: bij het inzichtelijk maken van de behoefte aan een ontwikkeling dient rekening te worden gehouden met de zogenoemde harde plancapaciteit. Onder harde plancapaciteit wordt verstaan het aanbod van – in dit geval – hotelkamers dat volgt uit onherroepelijke planologische besluiten, ook als dat aanbod feitelijk (nog) niet is gerealiseerd. Dit oordeelde de Raad van State al eerder in haar uitspraak van 13 januari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:24). De raad had dus het gehele aanbod aan hotelkamers dat ten tijde van het bestreden besluit in onherroepelijke planologische besluitvorming mogelijk was gemaakt als harde plancapaciteit in de behoefteraming moeten betrekken.
Het standpunt dat het bestemmingsplan voorziet in een initiatief met een kwalitatieve meerwaarde voor het hotelaanbod in de regio mocht de raad niet baten. De Raad van State overweegt dat de raad onvoldoende duidelijk gemaakt heeft waarom het hotel zich in kwalitatief opzicht onderscheidt van het aanbod aan nieuwe hotelkamers in de regio, waarmee volgens de maatstaf van de harde plancapaciteit rekening moet worden gehouden. Bij een aanzienlijk overschot van het aanbod aan hotelkamers neemt de kans dat de kwalitatieve behoefte van het hotel in kwestie zich richt reeds geheel of gedeeltelijk door ander nieuw aanbod van hotelkamers wordt voorzien immers toe. Met andere woorden, de kwalitatieve meerwaarde van een hotelconcept wordt minder relevant naar gelang het overschot aan hotelkamers groter is. De Raad van State oordeelt acht dan ook onvoldoende inzichtelijk gemaakt in hoeverre het hotel ten opzichte van dat – kwalitatieve – aanbod een eigen vraag zal genereren.
Het is nog niet einde verhaal voor het bestemmingsplan in kwestie: de raad wordt nog in de gelegenheid gesteld om het bestemmingsplan nader te motivering dan wel aan te passen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.