Praktijkgebieden: Vastgoed
Omdat Nederlandse wijken veelal zijn ingericht als blokken en hofjes, hebben veel woningen een achterom: een pad dat de achtertuin met de openbare weg verbindt. Voor het gebruik van een achterom wordt vaak een erfdienstbaarheid – ook wel recht van overpad genoemd – gevestigd. Tot de invoering van het nieuw BW op 1 januari 1992 kon een achterom óók in de vorm van een buurweg worden gegoten. Met de invoering van het nieuwe BW in 1992 is het fenomeen van de buurweg echter afgeschaft. Sindsdien kunnen nieuwe buurwegen niet meer ontstaan. Op grond van artikel 160 Overgangswet NBW blijven bestaande buurwegen wel gehandhaafd. Deze immer bestaande buurwegen kunnen dus nog wel tot conflicten leiden. Ongeveer 25 jaar na dato levert de zoekterm ‘buurweg’ op www.rechtspraak.nl nog 19 uitspraken op uit 2017. Dat maakt dat het leerstuk van de buurweg tot op de dag van vandaag nog steeds relevant is.
Van een buurweg was op grond van artikel 719 BW (oud) sprake wanneer door eigenaren van paden, wegen of dreven daaraan een gemeenschappelijke bestemming als uitweg voor meerdere buren was gegeven. Een buurweg kan zijn gelegen op de grond van één of meerdere eigenaren. De gebruikers dienen zelf de buurweg te onderhouden, tenzij uit bijzondere omstandigheden een gedeeltelijke verplichting tot onderhoud voor de eigenaar valt af te leiden. De eigenaar kan natuurlijk zelf ook gebruiker zijn van de buurweg en daarmee onderhoudsplichtig zijn.
Grosso modo gaan recente uitspraken enerzijds over de vraag of er überhaupt een buurweg is ontstaan en anderzijds over het beëindigen van een buurweg.
De buurweg ontstond door een uitdrukkelijke of stilzwijgende wilsverklaring door de eigenaar of eigenaren van het betreffende stuk grond of daarmee gelijkgestelde zakelijk gerechtigde: een enkel gedogen van het gebruik van grond als weg kon geen buurweg doen ontstaan.
Een buurweg eindigt door gezamenlijke toestemming van allen die gerechtigd zijn tot gebruik van de buurweg. Er kan stilzwijgend worden toegestemd in beëindiging van een buurweg. Maar als er een toestemming tot beëindigen ontbreekt of valt die niet aan te nemen door het stilzwijgen, dan blijft de buurweg bestaan.
Het fundamentele verschil tussen een buurweg en een erfdienstbaarheid is dat de buurweg een verbintenisrechtelijk recht is, terwijl een erfdienstbaarheid een goederenrechtelijk recht is. De vordering tot erkenning en handhaving van een buurweg is dus een persoonlijke rechtsvordering die voortvloeit uit een kwalitatieve verbintenis uit de wet. Een buurweg hoeft dus niet te blijken uit een akte die vervolgens is ingeschreven in de daartoe bestemde openbare registeren, zoals dat wel het geval is voor de vestiging van een erfdienstbaarheid. Hierbij merk ik op dat de bestemming tot buurweg aan een nieuwe verkrijger kan worden tegengeworpen, óók wanneer deze het kadaster heeft geraadpleegd en daarin geen vermelding van een buurweg is tegengekomen.
Ten slotte is relevant om op te merken dat verjaring bij een buurweg anders loopt dan bij een erfdienstbaarheid, omdat een buurweg geen beperkt recht is. Tegen het opwerpen van obstakels die een buurweg frustreren, kunnen gerechtigden een rechtsvordering tot opheffing van de onrechtmatige situatie instellen. Deze vordering verjaart na verloop van 20 jaar na de dag volgende op de dag waarop de onmiddellijke opheffing van die toestand gevorderd kan worden. Na verloop van de verjaringstermijn vervalt de rechtsvordering tot opheffing van de inbreuk. In tegenstelling tot een erfdienstbaarheid – die teniet gaat door de verjaring van de rechtsvordering tot opheffing van de strijdige toestand – blijft het materiële recht van de buurweg echter bestaan. Een buurweg zelf kan niet verjaren omdat deze enkel met gezamenlijke toestemming van alle buren kan worden opgeheven. Wanneer de obstakels dus worden opgeheven of weggenomen, is de buurweg weer zoals tevoren bruikbaar. Dit laatste mag uiteraard niet wederrechtelijk, maar alleen door degene die de obstakels geplaatst heeft.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.