Praktijkgebieden: Overheidsaansprakelijkheid
In titel 8.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een regeling opgenomen die de bestuursrechter de bevoegdheid geeft om op verzoek van een belanghebbende het bestuursorgaan te veroordelen tot betaling van schadevergoeding als gevolg van onder meer een onrechtmatig besluit. Het uitgangspunt daarbij is dat de bestuursrechter exclusief bevoegd is te oordelen over schade door onrechtmatige besluiten die tot zijn competentie behoren, althans voor zover het de Centrale Raad van Beroep (CRvB), de Hoge Raad of schade die een vreemdeling lijdt betreft. Het betreft het hier veelal twee-partijenverhoudingen die doorgaans processueel minder complex zijn. Voor procedures die behoren tot het terrein van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) wordt de burgerlijke rechter als bevoegde rechter aangewezen. Het gaat in die procedures vaak om geschillen waarbij derden zijn betrokken, waardoor de schadevergoedingsverzoeken complexer zijn. Als het verzoek om schadevergoeding ten hoogste € 25.000,- bedraagt, dan wordt de belanghebbende de keuze gelaten tussen de burgerlijke rechter of de bestuursrechter, zodat de behandeling van het beroep tegen het schadeveroorzakende besluit en het schadevergoedingsverzoek in beginsel binnen één procedure kan worden behandeld. Voor de hoogte van het drempelbedrag is aangesloten op de begrenzing van de absolute bevoegdheid van de (civiele) kantonrechter.
In de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van 2 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2081) zag de Afdeling zich voor de vraag gesteld of zij bevoegd is kennis te nemen van een verzoek, waarin de verzochte schadevergoeding weliswaar is beperkt tot € 25.000,- maar waarbij het duidelijk is dat de schadevergoeding waarop de verzoeker aanspraak maakt dit bedrag overstijgt en verzoeker tevens geen afstand heeft gedaan van zijn beweerde aanspraak op het meerdere.
De Afdeling oordeelde van wel. Uit de tekst van artikel 8:89 lid 2 Awb blijkt dat de hoogte van de gevraagde vergoeding bepalend is: als die het bedrag van € 25.000,- te boven gaat, dient de bestuursrechter, behoudens voornoemde gevallen, zich onbevoegd te verklaren.
Uit de tekst van titel 8.4 Awb kan verder niet worden afgeleid dat de wetgever de bestuursrechter enkel de bevoegdheid heeft willen toekennen om te oordelen over een verzoek om een bestuursorgaan tot schadevergoeding te veroordelen, indien de verzoeker uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van zijn vordering voor zover deze hoger is van € 25.000,-.
In artikel 8:89 leden 3 en 4 Awb is een regeling opgenomen die moet voorkomen dat over een vordering tot vergoeding van schade die het beweerde gevolg is van een oorzaak als bedoeld in artikel 8:88 Awb tegelijkertijd bij de burgerlijk rechter en bij de bestuursrechter geprocedeerd kan worden. Lid 3 bepaalt dat de bestuursrechter niet bevoegd is indien de belanghebbende het verzoek heeft ingediend nadat hij ter zake van de schade een geding bij de burgerlijke rechter aanhangig heeft gemaakt. Op grond van lid 4 verklaart de burgerlijk rechter een vordering tot vergoeding van schade niet-ontvankelijk zolang het verzoek van de belanghebbende bij de bestuursrechter aanhangig is. De bedoeling van de wetgever hierbij is dat de belanghebbende niet tijdens de procedure ‘van spoor wisselt’. Aan het einde van de bestuursrechtelijke procedure herleeft de mogelijkheid voor de verzoeker om zich tot de burgerlijke rechter te wenden.
De burgerlijke rechter is in een opvolgende procedure overigens niet gebonden aan het oordeel van de bestuursrechter, in de zin dat hij niet gebonden is aan de oordelen van de bestuursrechter die dragend zijn voor de beslissing van diens uitspraak. De burgerlijke rechter kan dus wat betreft dat hogere bedrag zelfstandig over de vordering tot schadevergoeding beslissen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.